• Gebruik het apparaat alleen als alle kabels en de behuizing niet beschadigd zijn, alle aansluitingen
schoon zijn en goed zijn vastgezet. Losse of vuile aansluitingen kunnen oververhitting, elektrische
vonken en vuur tot gevolg hebben.
• Zorg ervoor dat het apparaat stevig staat. Het apparaat moet op een zodanige wijze worden
neergezet en/of vastgezet dat dit niet kan omvallen of naar beneden vallen.
Milieu
• Gebruik alleen het apparaat in omgevingstemperatuur van tussen de 0 ° C ~ 40 ° C.
• Gebruik het apparaat niet in vochtige, natte of stoffige omstandigheden: Stel het apparaat nooit
bloot aan regen of sneeuw. Dit kan leiden tot schade aan het apparaat, andere apparatuur in het
systeem of een elektrische schok of vuur tot gevolg hebben. Gebruik het apparaat niet in een
explosieve omgeving, zoals in de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen, gassen of stof. Zet geen
accu´s of iets anders dat dient ter bescherming tegen vonken rondom het apparaat. Dit kan leiden
tot brand of explosie
• Om oververhitting te voorkomen mag het apparaat niet worden afgedekt. Oververhitting wordt
eveneens voorkomen door ervoor te zorgen dat luchtopeningen en ventilatiegaten niet zijn afgedicht.
Stel het apparaat niet bloot aan een warmtebron (zoals direct zonlicht of verwarming). Vermijd op
deze manier extra opwarming van het apparaat.
Elektrische kabels
• Als de kabels door gaten met scherpe randen in metaal of andere wanden moeten worden gevoerd,
voorkom dan schade door gebruik te maken van doorvoerrubbers of kabelgoten.
• Leg geen losse of gebogen kabels naast elektrisch geleidend materiaal (metaal).
• Trek niet aan de kabels.
• Voer een 230V netkabel en 6V / 12 / 24V DC-kabels niet door hetzelfde kanaal of opening.
• Voorkom dat er op alle kabels wordt gelopen of dat er overheen moet worden gestapt. Vermijd
beschadiging door bijv. scherpe voorwerpen of hete oppervlakken.
Voorzorgsmaatregelen bij het opladen van accu´s
• Accu´s kunnen grote hoeveelheden energie opgeslagen hebben en bij ondeskundig gebruik kan
gevaarlijk zijn. NOOIT DE LADER OP EEN ACCU AANSLUITEN met een niet passend voltage of andere
ongeschikte of beschadigde accu´s.
• Houd kinderen uit de buurt van accu's en accuzuur.
• Verbreek de netspanning van de lader bij het maken of verbreken van de verbindingen met de accu.
• Probeer nooit een beschadigde accu op te laden.
• Overschrijd niet de aanbevolen maximale oplaadtijd van uw accu.
• Rook nooit of sta toe dat een vonk of vlam in de nabijheid van de accu of de motor komt.
• Gebruik de acculader nooit wanneer deze een harde klap heeft gekregen, is gevallen of op andere
wijze is beschadigd. Controleer ook alle kabels vóór gebruik. Breng de lader naar een vakman voor
inspectie en reparatie.
• Dek de acculader niet af om opeenhoping van warmte te voorkomen.
• Laad nooit een bevroren accu op. Als de accuvloeistof (elektrolyt) bevroren is, breng dan de accu,
voordat u begint met opladen, naar een warme ruimte om de accu eerst te ontdooien.
• Plaats de acculader zo ver mogelijk van de accu. Gebruik hiervoor de gehele lengte van de
oplaadkabels. Plaats de acculader niet rechtstreeks bovenop op de accu of zet de accu niet bovenop
de lader. Plaats de acculader niet op een oppervlak bestaand uit brandbaar materiaal.
• Wanneer de accu van uw voertuig volledig is opgeladen, verwijder dan altijd eerst de laadkabels
voordat het voertuig wordt gestart.
• Hoewel het meestal mogelijk is om zonder problemen te veroorzaken een accu op te laden die in het
voertuig is geïnstalleerd, raden wij aan om de accu voor het opladen uit de auto te verwijderen. Bij
het opladen van de accu, terwijl deze nog in de auto is gemonteerd, kan Pro-User Europe GmbH geen
verantwoordelijkheid nemen voor de ontstane schade aan de auto zelf of uw elektronische systeem
in de auto.
26
dat