4. Installeren van de koelstofleidingen
45°± 2°
A Afsnijmaten tromp
B Aanhaalmoment flensmoer
Fig. 4-5
A (Fig. 4-5)
Buitendiameter koperen pijp
Afmetingen tromp
(mm)
ø6,35
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
B (Fig. 4-5)
Buitendiameter koperen pijp
Buitendiameter flensmoer
(mm)
ø6,35
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø12,7
ø15,88
ø15,88
Fig. 4-6
D
A Pijpbedekking aan voorzijde
B Pijpbedekking
C Afsluitkraan
D Onderhoudspaneel
E Buigstraal: 100 mm - 150 mm
Fig. 4-7
60
øA (mm)
8,7 - 9,1
Aanhaalmoment
(mm)
(N·m)
17
14 - 18
22
34 - 42
22
34 - 42
26
49 - 61
29
68 - 82
29
68 - 82
36
100 - 120
A
A Optrompgereedschap
B Koperen pijp
A
4.4. Aansluiten van de pijpen (Fig. 4-5)
Fig. 4-1 is een voorbeeld van een leidingsysteem.
• Voer de juiste anticondens- en isolatiewerkzaamheden uit om te voorkomen dat
water uit de koelleidingen druppelt. (vloeistofleiding/gasleiding)
• Plaats daar waar de koelleidingen geïnstalleerd zijn afhankelijk van de omgeving
meer isolatiemateriaal, omdat er anders condenswater op het oppervlak van het
isolatiemateriaal kan achterblijven. (Isolatiemateriaal Hittebestendige temperatuur:
120 °C, Dikte: 15 mm of meer)
* Als u koelleidingen gebruikt op locaties met hoge temperaturen en luchtvochtig-
heid, zoals zolders, moet u wellicht meer isolatiemateriaal plaatsen.
• Voor het isoleren van de koelleidingen brengt u hittebestendig polyethyleenschuim
aan tussen de binnenunit en het isolatiemateriaal en op het net tussen het isolatie-
materiaal waarmee alle gaten worden gevuld.
(Condensvorming op de leidingen kan leiden tot condensatie in de ruimte of brand-
wonden bij contact met de leidingen.)
• De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met isola-
tiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of meer).
• Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de "flare"-moer vastdraait. A
• Draai met gebruik van twee pijptangen de aansluitende leidingen vast. B
• Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
• Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken. C
• Gebruik de flensmoeren voor de volgende pijpafmetingen. D
• Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van
100 mm tot 150 mm is voldoende.
• Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone
geluiden of trillingen ontstaan.
1 Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek de flensmoeren aan met een momentsleutel.
2 Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
• Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 3 voor het optrompen
van R410A-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
Waarschuwing:
Als u het apparaat installeert, zet de koelmiddelleidingen dan stevig vast voordat
u de compressor start.
* Raadpleeg de installatiehandleiding van de AANSLUITSET voor het aansluiten van
de AANSLUITSET (PAC-LV11M-J).
Tabel 3 (Fig. 4-6)
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø15,88
ø19,05
4.5. Koelleidingen (Fig. 4-7)
Verwijder het onderhoudspaneel D (drie schroeven) en de pijpafdekkingen aan de
voorzijde A (twee schroeven) en de achterzijde B (twee schroeven).
1 Maak de verbindingen van de koelstofleidingen voor het binnen-/buitenapparaat
als het afsluitkraan van het buitenapparaat geheel gesloten is.
2 Ontlucht de binnenunit en de verbindingsleidingen.
3 Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen en het binnenapparaat
op gaslekkage. (Zie 4.6. 'Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen'.)
4 Maak de koelmiddelleidingen vacuüm via de service-aansluiting van de vloeistof- en
C
gasafsluitkleppen. Open dan de afsluitkleppen helemaal (zowel de vloeistof- als
gasafsluitkleppen). Hierdoor zullen de koelstofpijpen van het binnen- en buitenap-
paraat volledig met elkaar worden verbonden.
B
• Als het apparaat wordt ingeschakeld terwijl de afsluitkranen nog gesloten zijn,
zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
• Gebruik een lekdetector of zeepsop om de pijpverbindingen van het buitenap-
paraat te controleren.
• Gebruik niet de koelstof uit het apparaat voor het verwijderen van lucht uit de
koelstofleidingen.
• Trek na voltooiing van de procedure de kraandoppen aan tot het juiste aan-
E
haalmoment: 20 tot 25 N·m (200 tot 250 kgf·cm).
Als de doppen niet worden teruggeplaatst en aangetrokken, kan koelstoflekkage
optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt beschadigd,
aangezien deze werken als een afdichting die koelstoflekkage voorkomt.
5 Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met afdichtmid-
del om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal doordringt.
A (mm)
Trompgereedschap voor R410A
Trompgereedschap voor R22·R407C
Type koppeling
0 - 0,5
1,0 - 1,5
0 - 0,5
1,0 - 1,5
0 - 0,5
1,0 - 1,5
0 - 0,5
1,0 - 1,5
0 - 0,5
1,0 - 1,5