De vloeistof die uit de batterij lekt, kan
ontstekingen of brandwonden veroorzaken.
Zorg ervoor dat chemicaliën NIET in
contact komen met de ogen, de huid
en bovenal slik ze vooral niet in.
Als de chemicaliën in de batterij in contact
komen met de ogen, spoel ze dan onmiddellijk
met schoon water gedurende minimaal 15
minuten. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Als de buitenste verzegeling breekt en
de chemicaliën in de batterij in contact
komen met de huid: onmiddellijk wassen
met water en zeep en neutraliseren met
citroensap, azijn of andere lichte zuren.
f) Stop het gebruik van de batterij als deze
ongebruikelijke geuren verspreidt, oververhit raakt of
van kleur of vorm verandert en er abnormaal uitziet.
Als de batterijgroep scheurt ,
breekt of beschadigd wordt, met of
zonder chemische lekkage, laad het dan
niet weer op en gebruik het niet.
TRACHT HET NIET TE REPAREREN!
Om letsel en risico op brand, ontploffing
of elektrische schokken en schade
aan het milieu te voorkomen:
•
Bedek de polen van de batterij
met sterke plakband.
•
Probeer NOOIT een onderdeel van de
batterij te verwijderen of te vernietigen.
•
Tracht NOOIT de batterijgroep te openen.
•
Verwijder het en vervang het met
een nieuwe batterijgroep.
g) Houd de niet gebruikte accu ver van
kantoorklemmetjes, muntstukken, sleutels,
spijkers of andere kleine metalen voorwerpen
die een kortsluiting van de contacten zouden
kunnen veroorzaken. Een kortsluiting van de
contacten van de accu kan tot brand leiden.
h) Stel de batterij niet bloot aan zoet of zout water.
i) Stel de accu of het gereedschap niet bloot aan
vuur of buitensporige temperaturen. Blootstelling
aan vuur of temperaturen boven 130°C kan
een explosie veroorzaken. Bewaar deze steeds
aan een normale omgevingstemperatuur.
j) De batterijcellen kunnen kleine lekken
ontwikkelen als ze te veel worden gebruikt
of bij extreme temperaturen.
k) Probeer nooit de aansluitklemmen van de
batterij te kortsluiten. De negatieve en positieve
pool van de batterij nooit omkeren. De positieve
en negatieve pool van de batterij niet met
metalen voorwerpen in verbinding brengen.
l) Tijdens het vervoer van de accu, moet men
er op letten dat de contacten onderling niet
in contact komen, en dat er geen metalen
houders gebruikt worden voor het vervoer.
m) De batterij nooit demonteren.
n) Nooit op de batterij kloppen,
slaan of erop gaan staan.
o) Voer geen reparaties aan de batterij uit.
Reparatiewerkzaamheden moeten worden
uitgevoerd door de fabrikant of door een
gespecialiseerd servicecentrum.
2.2
BATTERIJLADER
De oplader is bestemd voor herlaadbare
batterijen met lithiumionen. Andere soorten
batterijen kunnen ontploffen of letsels
veroorzaken aan personen of schade aan zaken.
a) Gebruik voor het laden van de accu enkel de door de
fabrikant aanbevolen acculaders. Een batterijlader
die geschikt is voor één type batterij kan bij gebruik
met een andere batterij het risico op brand,
elektrische schokken, oververhitting of lekkage van
bijtende vloeistof uit de batterij met zich meebrengen.
b) Laad de batterijgroep niet op in de
regen of in natte omgevingen.
c) Dompel het werktuig, de batterijgroep of de oplader
niet onder in water of andere vloeistoffen.
d) Laat geen vloeistof in de oplader komen.
e) Stel de batterijlader niet bloot aan druipen of spuiten,
en plaats geen houders die vloeistoffen bevatten,
zoals bijvoorbeeld vazen, op het apparaat.
f) Gebruik de acculader niet in een omgeving waar
er stoom aanwezig is, met ontvlambare materialen
of op gemakkelijk ontvlambare oppervlakten zoals
papier, stof, enz. Tijdens het opladen, wordt de accu
opgewarmd en zou brand kunnen veroorzaken.
g) Zorg ervoor dat de batterijgroep of de
oplader niet oververhit geraken. Als ze heet
zijn, laat ze dan afkoelen voor gebruik.
h) Alleen opladen bij kamertemperatuur, tussen
0° + 45°C. Laad de accu of het gereedschap
niet op buiten dit temperatuurbereik.
Onjuist opladen of bij temperaturen buiten
het gespecificeerde bereik kan de batterij
beschadigen en het risico op brand vergroten.
i) Nooit de oplader met geleidende
materialen verbinden.
j) Gebruik de oplader NIET voor andere doeleinden
dan die in deze handleiding worden aangegeven.
k) Dek de ventilatieroosters aan de bovenkant van
de oplader niet af. Plaats de lader niet op een
zacht oppervlak, zoals een deken of kussen. Houd
de ventilatieroosters van de oplader schoon.
l) Voorkom dat kleine metalen voorwerpen
of materialen zoals staalwol, aluminiumfolie
of andere vreemde deeltjes de holtes
van de oplader binnendringen.
m) Tracht niet twee opladers
tegelijkertijd te verbinden.
n) Controleer voor gebruik of de
uitgangsspanning en de batterijladerstroom
geschikt zijn voor het opladen van de batterij.
o) Als de uitgangspolariteit niet overeenkomt met
die van de oplader, mag u de oplader niet gebruiken.
p) Open het deksel nooit, om geen enkele
reden. Indien het deksel beschadigd is, mag
de oplader niet meer gebruikt worden.
q) De flexibele externe kabel van de batterijlader kan
niet worden vervangen; als de kabel beschadigd
is, moet de hele batterijlader worden afgedankt.
r) Ontkoppeling van de netspanning wordt
uitgevoerd door aan het stopcontact te trekken.
NL - 2