het apparaat verwarmt en zo zorgt voor een warmere
koffie.
•
om de kopjes te verwarmen met heet water (gebruik de
functie heet water).
•
om een hogere koffietemperatuur in te stellen (zie par. "9.4
De temperatuur instellen").
10. KOFFIE BEREIDEN MET KOFFIEBONEN
Opgelet!
Gebruik geen gekarameliseerde of gekonfijte koffiebonen
omdat deze aan de koffiemolen kunnen blijven kleven en de
molen kunnen beschadigen.
1. Vul het koffiebonenreservoir «A7» met de koffiebonen
«afb. 15».
2. Plaats onder de tuitjes van de koffieuitloop «A12»:
• 1 kopje voor het zetten van 1 kopje koffie «afb. 16»;
• 2 kopjes voor het zetten van 2 kopjes koffie «afb. 17».
3. Breng de koffieuitloop omlaag, zo dicht mogelijk bij de
kopjes: zo wordt een betere crème verkregen «afb. 18».
4. Druk op de toets voor de gewenste koffieafgifte:
1 klein kopje
2 kleine
kopjes
5. De bereiding begint en op het bedieningspaneel blijft het
lampje van de geselecteerde toets branden.
Zodra de bereiding is voltooid, is het apparaat weer klaar voor
nieuw gebruik.
N.B.:
•
Terwijl het apparaat koffie zet, kan de afgifte op ieder ge-
wenst moment worden onderbroken door te drukken op
één van de toetsen voor afgifte.
•
Wanneer u, onmiddellijk na het beëindigen van de afgifte,
meer koffie in het kopje wenst, volstaat het om (binnen 3
seconden) één van de afgiftetoetsen ingedrukt te houden.
•
Raadpleeg voor het verkrijgen van een warmere koffie pa-
ragraaf "9.5 Tips voor een warmere koffie".
Opgelet!
•
Als de koffie druppelsgewijs wordt afgegeven, of weinig
volumineus met weinig crème, of te koud, lees dan de tips
van hoofdstuk "17. Problemen oplossen".
•
Tijdens het gebruik kunnen op het bedieningspaneel
lampjes gaan branden waarvan de betekenis wordt aan-
gegeven in hoofdstuk "16. Betekenis van de lampjes".
1 grote kop
2 grote koppen
10.1 Koffie bereiden met voorgemalen koffie
Opgelet!
•
Voeg nooit koffiebonen toe aan de trechter «A6» voor voor-
gemalen koffie: dit kan de machine beschadigen.
•
Voeg nooit voorgemalen koffie toe als het apparaat is uit-
geschakeld, om te voorkomen dat de binnenkant van het
apparaat vuil wordt door de zich verspreide koffie. In dit
geval kan het apparaat beschadigd raken.
•
Voeg nooit meer dan 1 afgestre-
ken doseerschepje «C1» koffie
toe, anders kan de binnenkant
van het apparaat vuil worden of
de trechter verstopt raken.
N.B.:
Bij het gebruik van voorgemalen koffie kan er slechts een kopje
koffie per keer worden gezet.
1. Controleer of het apparaat ingeschakeld is.
2. Draai de selectieknop van het koffiearoma «B6»helemaal
naar links, naar de stand
3. Controleer dat de trechter «A6» niet verstopt is en voeg
een afgestreken doseerschepje «C1» voorgemalen koffie
toe «afb. 20».
4. Plaats een kopje onder de tuitjes van de koffieuitloop
«A12».
5. Druk op de gewenste toets voor de afgifte van 1 kopje (
«B3» of
«B8»)
6. De bereiding wordt gestart.
11. CAPPUCCINO BEREIDEN
Gevaar voor brandwonden!
Tijdens deze bereidingen wordt stoom afgegeven: let op om
brandwonden te voorkomen.
1. Voor een cappuccino moet eerst een grote kop koffie wor-
den gezet;
2. Vul een kan, bij voorkeur met een handvat om brandwon-
den te voorkomen, met ongeveer 100 ml melk voor elke te
bereiden cappuccino. Houd bij de keuze van de grootte van
de kan rekening met het feit dat het volume van de melk 2
of 3 keer zal toenemen;
N.B.:
•
Om dikker en rijker schuim te verkrijgen, moet magere of
halfvolle melk op koelkasttemperatuur (ongeveer 5° C)
worden gebruikt. Om weinig opgeschuimde melk of melk
met grote luchtbellen te voorkomen, moet het stoompijpje
«A18»altijd gereinigd worden zoals beschreven in de vol-
gende paragraaf "11.1 Reiniging van het stoompijpje na
gebruik".
•
De kwaliteit van het schuim kan variëren afhankelijk van:
• het type melk of plantaardige drank;
• het gebruikte merk;
11
«afb. 19».