6.
Plaats het werkstuk tegen de 4-tands-korrelpunt
(1). Let op dat u met de 4-tands-korrelpunt (1) de
ingeslagen inkeping raakt, omdat er anders geen
veilig inspannen kan worden gewaarborgd.
7.
Draai de hendel (8) los van de losse kop.
8.
Schuif de losse kop in de richting van de 4-tands-kor-
relpunt (1) nagenoeg tegen het werkstuk aan om
deze in te spannen.
9.
Fixeer de losse kop door de hendel (8) geheel om-
laag te drukken.
10. Voor de fijnafstelling gebruikt u het handwiel (6).
11. Fixeer de positie van het handwiel met de contra-
moer (4).
Borg dit met de opspanplaat (13) (afb. 2)
1.
Houd de aandrijfas (18) met de steeksleutel (16)
vast.
2.
Draai de opspanplaat (13) van de aandrijfas (18).
3.
Fixeer het werkstuk met houtschroeven (niet bij de
levering inbegrepen) op de opspanplaat (13).
m LET OP!
Gevaar voor letsel! De houtschroeven moeten
zo worden geplaatst dat ze niet per ongeluk
met het gereedschap worden blootgelegd bij
de bewerking van het werkstuk.
4.
Houd de aandrijfas (18) met de steeksleutel (16)
vast.
5.
Draai de opspanplaat (13) met het gemonteerde
werkstuk op de aandrijfas (18).
Gereedschapssteun instellen (afb. 1)
m LET OP!
Gevaar voor letsel! Let op dat de gereedschaps-
steun goed gefixeerd is en deze tijdens het bedrijf
niet kan losraken.
Gereedschapssteun fixeren/losmaken
1.
De gereedschapssteun (2) wordt gefixeerd door
de hendel (9) omlaag te drukken.
2.
De gereedschapssteun (2) wordt losgemaakt door
de hendel (9) omhoog te drukken. U kunt de ge-
reedschapssteun nu verschuiven.
Aanwijzing:
Gaat het verschuiven van de gereedschapssteun
(2), resp. de losse kop (5) zwaar, stelt u de moer
aan de onderzijde met een steeksleutel of een ratel
(SW 19) na.
66 | NL
Hoogteverstelling gereedschapssteun
1.
Draai de schroef (2a) aan het onderste deel van de
gereedschapssteun (2b) los.
2.
Stel de gewenste hoogte in.
3.
Fixeer de gereedschapssteun (2) door het vast-
draaien van de schroef (2a).
Aanzetten/uitschakelen (afb. 1)
1.
Sluit het apparaat aan op de netspanning.
2.
Inschakelen: Om het apparaat in te schakelen, be-
dient u de aan/uit-schakelaar (10).
3.
Uitschakelen: Om het apparaat uit te schakelen,
bedient u de aan/uit-schakelaar (11) nogmaals.
m LET OP!
Als u het apparaat onbewaakt achterlaat of met de
werkzaamheden gereed bent, koppelt u de stekker
los.
11. Werkinstructies
• Informeer u uitvoering middels vakliteratuur voordat
u begint met de werkzaamheden.
• Let bij het selecteren van een werkstuk op takken,
knoesten, scheuren of dergelijke. U kunt de controle
over uw gereedschap verliezen en daardoor ernsti-
ge verwondingen oplopen. Gescheurde werkstuk-
ken kunnen tijdens het draaien barsten. Er bestaat
gevaar voor letsel!
• Snij het werkstuk vóór bewerking zo goed mogelijk
in vorm.
• Neem de maximale lengte van het werkstuk en de
maximale diameter van het werkstuk in acht! Deze
vindt u in de technische gegevens.
• Het werkstuk moet gecentreerd bevestigd worden,
een niet-rond draaiend werkstuk beïnvloedt de le-
vensduur van de machine.
• Gebruik uitsluitend voor het draaien geschikte ge-
reedschappen.
• Ga nooit in de vliegbaan van het werkstuk staan.
• Controleer voor aanvang van de werkzaamheden,
bij een losgekoppelde stekker, het volgende door
draaien met de hand:
- zit het werkstuk vast?
- komt het werkstuk met de gereedschapssteun in
aanraking?
• Begin altijd met een lager toerental en verhoog deze
langzaam.
• Breng het gereedschap pas tegen het werkstuk als
het de ingestelde draaisnelheid heeft bereikt.
www.scheppach.com