Installatie
Bij het installeren van de condensafvoer moeten de volgende aanwijzin-
gen worden gevolgd:
Leid de condensafvoer niet naar het onderruim.
Leid de condensafvoerleiding van de eenheid af omlaag naar een ge-
schikte afvoerlocatie.
De condensafvoerleiding moet voorzien zijn van een sifon.
Voor de installatie van de condensafvoer (afb. 3, pag. 4):
➤ Het naar achteren wijzende waterdichte afdichtplaatje van de basis-
plaat (4) van de airco-eenheid verwijderen.
➤ Schuif eerst de vaste afdichtring (2) en vervolgens de vloeibare af-
dichting (3) op de PVC-aansluiting (1).
➤ Verbind de PVC-aansluiting (1) met een sluitmoer (5) door de vrijge-
komen opening met de basisplaat (4).
➤ Zorg dat deze goed is afgedicht. Gebruik daarvoor 2 moersleutels.
➤ Sluit een versterkte slang met een binnendiameter van 5/8
op de slangaansluiting aam en zet hem vast met de RVS slangklem-
men.
➤ De condensafvoerslang moet vanuit de eenheid omlaag worden ge-
leid en naar achteren naar een afvoerreservoir.
De slang moet zijn voorzien van een sifon.
I
INSTRUCTIE
Er kunnen afvoeraansluitingen worden gebruikt waarbij de slangen
een T-verbinding vormen. Er moet dan wel een minimale ruimte van
51 mm tot de bodem van de onderbak tot de T-verbinding zijn.
U zou moeten overwegen een sifon in de condensafvoerleiding(en)
te installeren. De sifon wordt gevuld met het normale afgevoerde
condens en voorkomt het binnendringen van koolmonoxide (CO) of
andere potentieel schadelijke dampen.
➤ U test de installatie door één liter water in de bak te gooien en te kijken
of het water goed wegstroomt.
8.3
Ventilator
Met een ventilator (afb. 4 1, pagina 4) kan de toevoerlucht horizontaal
en verticaal worden geblazen. Draai de ventilator zodanig dat de lucht zo
direct mogelijk naar het toevoerlucht-rooster stroomt.
146
MCS5, MCS10, MCS15
(16 mm)
"
NL