6. Koelleidingwerk
Buitendiameter koperen pijp
Buitendiameter flensmoer
(mm)
ø 6,35
ø 9,52
ø 12,7
ø 15,88
Waarschuwing:
De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk)
Verwijder de optrompmoer als volgt:
1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is.
2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sissende
geluid is gestopt).
3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de
moer.
De buitenunit aansluiten
Sluit de leidingen aan op de leidingverbinding van de afsluitkraan van de buitenunit,
op dezelfde manier als bij de binnenunit.
• Gebruik een momentsleutel of een moersleutel en gebruik hetzelfde aandraaimo-
ment als bij de binnenunit.
De koelstofleidingen isoleren
• Nadat de koelstofleidingen zijn aangesloten, moeten de verbindingen (knelkoppe-
lingen) worden geïsoleerd met een thermische isolatiemof, zoals hieronder aange-
geven.
[Fig. 6-9] (P.3)
A Pijpafdekking (klein) (bijgeleverd)
B Voorzichtig:
Trek de thermische isolatie aan het uiteinde van de koelstofleiding terug, steek het uiteinde
in de bout van de knelkoppeling en schuif vervolgens het isolatiemateriaal weer terug.
Let op dat er geen condensatie optreedt op het stuk koperen leiding dat niet is geïsoleerd.
C Koelstofleiding voor vloeistof
E Koelstofleiding buiten apparaat
G Pijpafdekking (groot) (bijgeleverd)
H Thermisch isolatiemateriaal (zelf aan te schaffen)
I Trekken
J Flensmoer
L Zorg dat er hier geen ruimte tussen blijft
N Band (bijgeleverd)
O Zorg dat er hier geen ruimte tussen blijft. Plaats de verbinding omhoog.
1. Verwijder de rubber stop uit het uiteinde van de leiding van het apparaat.
2. Tromp het uiteinde van de koelpijp op de locatie op.
3. Trek de warmte-isolatie uit de koelpijp op de locatie en breng de isolatie weer op
zijn oorspronkelijke plaats aan.
Pas op bij koelleidingen
` Gebruik niet-oxyderend soldeersel bij het hardsolderen om er zeker van te
zijn dat er geen vreemde stoffen of vocht de pijp kunnen binnendringen.
` Zorg ervoor dat u koelmachine-olie op het zittingsoppervlak van de "flare"-
aansluiting doet en dat u de leidingen stevig vastdraait met gebruik van een
dubbele steeksleutel.
` Gebruik een metalen beugel om de koelleiding te ondersteunen zodat er
geen gewicht op de einde van de leiding aan het binnenapparaat komt te
staan. Monteer deze steunbeugel op 50 cm afstand van de "flare"-aanslui-
ting van het binnenapparaat.
6.4. Ontluchtingsprocedures en de lektest
ONTLUCHTINGSPROCEDURES
Sluit de koelleidingen (zowel de vloeistof- als gasleidingen) tussen de binnen- en
buitenunit aan.
Verwijder de onderhoudsopeningdop van de stopklep aan de zijde van de gaslei-
ding van de buitenunit. (De stopklep werkt niet in de originele stand, zoals bij het
verlaten van de fabriek ingesteld (geheel gesloten met dop aangebracht).)
Sluit de meter spruitstukklep en de vacuümpomp op de onderhoudsopening van
de stopklep aan de zijde met de vloeistofleiding aan de buitenunit aan.
Start de vacuümpomp. (Trek vacuüm gedurende meer dan 15 minuten.)
Controleer het vacuüm met de meter spruitstukklep. Sluit vervolgens de meter
spruitstukklep en stop de vacuümpomp.
Wacht één of twee minuten. Controleer of de wijzer van de meter spruitstukklep in
dezelfde stand blijft. Controleer of de drukmeter -0,101 MPa (-760 mmHg) toont.
Aanhaalmoment
(mm)
(N·m)
17
14 – 18
22
34 – 42
26
49 – 61
29
68 – 82
D Koelstofleiding voor gas
F Hoofdapparaat
K Terugschuiven naar oorspronkelijke positie
M Plaat op het hoofdapparaat
Stopklep
*Sluiten
Stopklep
*Openen
Zeshoekige sleutel
Onder-
houdsingang
*4 tot 5 slagen
Verwijder de meter spruitstukklep snel van de onderhoudsopening van de stopklep.
Nadat de koelleidingen zijn aangesloten en ontlucht, opent u alle afsluitkranen en
vloeistofleidingen.
Als de unit wordt gebruikt zonder dat de openingen geheel zijn geopend, kan dit de
werking verminderen en storingen veroorzaken.
Leidinglengte:
maximaal 7 m.
U hoeft geen gas bij te vullen.
Draai de dop van de onderhoudsopening weer vast tot de originele stand.
Draai de dop weer vast.
Test op lekken.
6.5. Afvoerleidingwerk
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding naar beneden loopt (met een helling van tenmin-
ste 1/100), naar buiten (lozing). Monteer geen stankafsluiter of andere onregelma-
tigheid in de leiding.
• Zorg ervoor dat kruiselings gemonteerde afvoerleiding niet langer is dan 20 m (het
hoogteverschil niet meegerekend). Voor lange afvoerleidingen moet u een steun-
beugel monteren om zakken van de leidingen te voorkomen. Monteer nooit een
ontluchtingspijp, omdat anders het afvalwater eruit kan komen.
• Gebruik een harde PVC-pijp VP-25 (buitendiameter ø 32 mm) voor de afvoerleidin-
gen.
• Zorg ervoor dat de verzamelleidingen 10 cm lager dan de afvoeruitlaat van het
apparaat zijn gemonteerd.
• Monteer geen stankafsluiter op de afvoeruitlaatopening.
• Zorg ervoor dat u de uitlaat van de afvoerleiding zo monteert dat deze geen stank
veroorzaakt.
• Doe het uiteinde van de afvoerleiding niet in een afvoer waar zich ionische gassen
ontwikkelen.
[Fig. 6-10] (P.4)
Juiste gemonteerde leidingen
Onjuist gemonteerde leidingen
A solatie (9 mm of dikker)
B Naar beneden lopende helling (1/100 of groter)
C Steunbeugel
K Luchtuitlaat
L Opstaand
M Stankafsluiter
Gegroepeerde leidingen
D Buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø32
E Maak dit zo lang mogelijk. Ongeveer 10 cm.
F Binnenapparaat
G Maak de leidingen langer zodat deze kunnen worden gegroepeerd.
H Naar beneden lopende helling (1/100 of groter)
I Buitendiameter PVC-LEIDING Buitendiameter ø38 voor gegroepeerde leidingen.
(9 mm of dikkere isolatie)
type PEAD-RP·JA
J Max. 550 mm
N Afvoerleiding (accessoire)
O Horizontaal of licht naar boven hellend
Compounddrukmeter
-0,101 MPa
(R410A)
(-760 mmHg)
Drukmeter (R410A)
Inlaatklep druk-
meter (R410A)
Hendel
Hendel Hol (oben)
La
Aanvoerslang
Stopklep
(R410A)
(of de vacuüm-
Vakuüm-
pompe
pomp met terug-
Venstertje
stroompreventie)
Adapter ter
Aanvoerslang
voorkoming van
(R410A)
terugstromen
Leidinglengte meer dan 7 m.
Extra gas zoals vermeld vereist.
77