x
Besturingswiel
DISP (Inhoud weergeven): voor het wijzigen van de schermweergave.
(Flitsfunctie): voor het selecteren van een flitsfunctie voor stilstaande
beelden.
/
(Belicht.comp./Creatief met foto's): voor het aanpassen van de
helderheid van het beeld. Hiermee kunt u [Achterg. onsch.], [Helderheid],
[Kleur], [Levendigheid] en [Foto-effect] veranderen wanneer de
opnamefunctie ingesteld is op [Slim automatisch] of [Superieur automatisch].
/
(Transportfunctie): voor het gebruiken van de zelfontspanner en
burstopnamefunctie.
z (Scherpst.-volgen): de camera volgt het onderwerp en stelt automatisch
scherp, ook wanneer het onderwerp beweegt.
x
Fn (functie)-toets
Voor het registreren van zeven functies en het oproepen van deze functies
tijdens het opnemen.
1 Druk op de Fn (functie)-toets.
2 Selecteer de gewenste functie door herhaaldelijk op de Fn (functie)-toets te
drukken of met b/B op het besturingswiel.
3 Selecteer de instelwaarde door aan het besturingswiel of aan de
bedieningsring te draaien.
x
Bedieningsring
U kunt uw favoriete functies toewijzen aan de bedieningsring. Tijdens het
opnemen kunnen de gekozen instellingen aangepast worden door eenvoudig
de bedieningsring te verdraaien.
NL
20