Montage
I
INSTRUCTIE
• De fabrikant adviseert uitdrukkelijk het gebruik van een voertuigspecifiek montage-
frame voor de optimale montage van de compressoreenheid op de achterwand
van de bestuurderscabine.
• Nadat u de installatie hebt geïnstalleerd, moeten de vastgelegde parameters van
de installatiesoftware worden gecontroleerd (zie installatiehandleiding van de bij-
behorende verdampereenheid).
Lees voorafgaand aan de montage van de standairco deze montagehandleiding volledig door.
Neem de volgende tips en aanwijzingen bij de montage van de standairco in acht:
• Neem voor de volgende informatie contact op met de fabrikant van het voertuig.
– Is de achterwand van de bestuurderscabine geschikt voor het aanbrengen van de installatie?
– Kan de opbouw het statische gewicht en de belastingen door de standairco bij een rijdend voertuig dra-
gen?
• Controleer voor de installatie van het systeem of door de montage voertuigcomponenten beschadigd, ver-
vormd of in hun werking beperkt kunnen raken.
• Vermijd onnodige en veelvuldige mechanische belasting van de voedingsleiding tussen verdamper- en com-
pressoreenheid. Beschadigingen kunnen leiden tot koelmiddellekkage en tot beperking van het vermogen
van de installatie.
• De bijgeleverde montageonderdelen mogen bij de montage niet eigenmachtig worden gewijzigd.
• De ventilatieopeningen (roosters) mogen niet worden afgedekt (minimumafstand tot andere aanbouwdelen:
10 cm).
• Als er geen montageframe wordt gebruikt om het systeem te monteren, moet ervoor worden gezorgd dat de
montagepositie van de compressoreenheid niet te laag op de achterwand is. Het systeem zou bij hoge tem-
peraturen van de door de motor afgegeven warmte beschadigd kunnen raken.
• Het toestel moet worden geïnstalleerd overeenkomstig de nationale voorschriften voor bedrading.
6.3
De montagepositie bepalen
De montagepositie van de eenheid moet voldoen aan de volgende criteria:
• Onderhoudswerkzaamheden moeten eenvoudig kunnen worden uitgevoerd.
• Er moet voldoende ruimte zijn voor de koudemiddelleiding.
• De compressoreenheid mag niet in horizontale en verticale richting hellend worden ingebouwd.
• De compressoreenheid mag niet in het bereik van afgegeven warmte (motorwarmte enz.) worden gemon-
teerd.
• De koelmiddelleiding moet lang genoeg zijn om de compressor- en verdampereenheid te verbinden. De lei-
ding mag niet gespannen worden gemonteerd.
– SP950T/SPX1200T: ca. 4,2 m
– SP950I: ca. 2,3 m
– SPX1200IC: ca. 2,1 m
• Het bevestigingsoppervlak moet zo vlak mogelijk zijn. Bij oneffen oppervlakken moeten afstandshulzen wor-
den gebruikt. Bij het gebruik van afstandsbussen moeten er langere bevestigingsschroeven met voldoende
treksterkte (niet bij de montagekit inbegrepen) worden gebruikt.
• De bewegingsvrijheid van opleggers (de buitenste randen van de oplegger bij het sturen of inknikken) en
andere aangebouwde voertuigonderdelen mag niet worden beperkt.
54
SP 950C, SPX 1200C
NL