heid 1 in de freeskorf 2 en draai de aandrijfeen-
heid 1 in de richting van de wijzers van de klok
tot de markering „▲" op de freeskorf 2 naar de
lijn onder het symbool „
heid 1 wijst. Duw de aandrijfeenheid 1 in de
freeskorf 2.
Stel na de montage de freeskorf 2 met de mar-
kering „ " op het symbool „▲" op de aandrij-
feenheid 1 en sluit de spanhendel 10.
■ Controleer na de montage altijd of de aandrij-
feenheid stevig in de freeskorf vast zit. De
voorspanning van de spanhendel kan door
het verstellen van de moer worden veran-
derd.
Spanhendel bijstellen
Als u de spankracht wilt bijstellen, opent u de
spanhendel 10, draait u de moer aan de span-
hendel met een steeksleutel (sleutelwijdte
8 mm) ca. 45° in de richting van de wijzers van
de klok en sluit u de spanhendel 10 weer. Con-
troleer of de aandrijfeenheid 1 zeker wordt ge-
spannen. Draai de moer niet te vast.
Ingebruikneming
Let op de netspanning: De spanning van de
stroombron moet overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje. Met 230 V aangeduide
machines kunnen ook worden gebruikt met een
spanning van 220 V.
In- en uitschakelen
Zet de aan/uit-schakelaar 11 op I als u de ma-
chine wilt inschakelen.
Zet de aan/uit-schakelaar 11 op 0 als u de ma-
chine wilt uitschakelen.
Freesdiepte instellen
(zie afbeelding
■ De freesdiepte mag alleen worden ingesteld
als het elektrische gereedschap uitgescha-
keld is.
Plaats het elektrische gereedschap op het te be-
werken werkstuk.
Open de spanhendel 10, draai de freeskorf 2
met de markering „▲" op het symbool „
beweeg de aandrijfeenheid langzaam omlaag
tot de frees het werkstuk raakt. Zet de aandrij-
feenheid in deze stand vast door de spanhen-
del 10 te sluiten.
52 | Nederlands
" op de aandrijfeen-
)
F
Lees de meetwaarde op de schaalverdeling 8 af
en noteer de waarde (nulafstelling). Tel bij deze
waarde de gewenste freesdiepte op.
Open de spanhendel 10 en stel de aandrijfeen-
heid op de berekende schaalverdelingswaarde
in. Draai de freeskorf 2 met de markering „▲" op
het symbool „ " en sluit de spanhendel 10
weer.
Controleer de uitgevoerde instelling van de
freesdiepte proefondervindelijk en corrigeer
deze indien nodig.
Voor de fijninstelling van de freesdiepte zet u de
aandrijfeenheid terwijl de spanhendel 10 geo-
pend is met de markering „▲" op het sym-
bool „ ". Stel met het stelwiel 3 de gewenste
freesdiepte in. Sluit vervolgens de spanhen-
del 10 om de aandrijfeenheid zeker in de frees-
korf te vergrendelen.
Tips voor de werkzaamheden
Freesrichting (zie afbeelding
Frees altijd tegen de draairichting van de frees
(tegenlopend).
Als u met de draairichting mee freest (gelijklo-
pend) kan het elektrische gereedschap uit uw
handen worden getrokken.
Freesbewerking
■ Gebruik het elektrische gereedschap al-
leen met een gemonteerde freeskorf. Het
verlies van de controle over het elektrische
gereedschap kan verwondingen veroorza-
ken.
■ Controleer voor het begin van de freeswerk-
zaamheden of de freeskorf 2 met de marke-
ring „▲" op het symbool „ " op de aandrij-
feenheid 1 staat.
Opmerking: Let erop dat de frees 4 altijd uit de
voetplaat 7 steekt. Beschadig de sjabloon of het
werkstuk niet.
Stel de freesdiepte in zoals eerder beschreven.
Schakel het elektrische gereedschap in en ge-
leid het naar de te bewerken plaats.
Voer de freeswerkzaamheden met een gelijk-
matige voorwaartse beweging uit.
" en
Schakel het elektrische gereedschap na beëin-
diging van de freeswerkzaamheden uit. Leg het
elektrische gereedschap niet neer voordat de
frees volledig tot stilstand is gekomen.
)
G
2 609 140 541 • 22.1.08