5.1.
BATTERIJ VOORBEREIDING
• De technische kenmerken van de batterijen moe-
ten overeenkomen met de aangegeven kenmerken
in het gedeelte technische kenmerken. Gebruik van
verschillende type batterijen kan ernstige schade
toebrengen aan de machine.
• Tijdens de installatie of tijdens het uitvoeren van
elk soort batterij onderhoud, moet de exploitant wor-
den uitgerust met voldoende veiligheid accessoires
om ongevallen te voorkomen. De meegeleverde bat-
terijen zijn normaal klaar voor gebruik. In ieder geval,
volg de stappen aangegeven in de handleiding met
de batterij en volg zorgvuldig de instructies met be-
trekking tot veiligheid en werkingsprocedures.
5.2.
BATTERIJ INSTALLATIE EN
VOORBEREIDING
• Deze handelingen mogen alleen uitgevoerd wor-
den door gespecialiseerd personeel.
Wees er zeker van dat beide watertanks leeg zijn.
Indien niet zo, ledig de tanks volgens de opgelegde
procedures.
Hef het opvangvat op en verwijder het. Hierdoor is
er toegang tot het compartiment van de batterijen
van boven uit.
(Foto B-17) De Anderson-connector van de batterij
bedrading verbreken en de Anderson-connector
van de bedrading van de machine. Houd altijd de
verbindingslijnen met de handen en trek de kabels
nooit aan. (Foto F-42) toont verbinding diagram van
de batterijen voor B - BT machines.
• Koppel de batterij bedrading naar de batterij,
maak alleen verbinding met de terminals gemar-
keerd met hetzelfde symbool (rode bedrading
"+", zwarte bedrading "-")!
Een batterij kortsluiting kan leiden tot een explosie!
Nadat u hebt gecontroleerd dat alle besturingsele-
menten op het paneel in positie '0' of onbeweeglijk
zijn, sluit u de batterij stekker aan op de connector
van de machine. Sluit het deksel van de machine en
zorg ervoor dat er geen kabels vastzitten tussen de
beide delen.
5.3.
BATTERIJLADER CONFIGURATIE
• Het is raadzaam om het servicecentrum te bellen of
een technicus, als u problemen met de instelling hebt.
Raadpleeg de bijgeleverde handleiding van de fabrikant.
5.4.
MACHINE VOORBEREIDING
• Voordat u begint te werken, niet-wegglijdende
schoenen dragen, handschoenen en andere persoon-
lijke beschermingsmiddelen aangegeven door de le-
verancier op basis van de operationele omgeving.
Bevestig de borstels of pad schijven, die zijn geschikt
voor de oppervlakte.
Controleer of de zuigbalk stevig is aangesloten en de
zuigslang goed is verbonden. Zorg ervoor dat de vuil
watertank leeg is. Als dat niet het geval is, volledig
leegmaken. De proper watertank vullen met een mix
van schoon water en niet-schuimend reinigingsmid-
del in een voldoende concentratie door het voorste
opening.
☞ om risico's te voorkomen en vertrouwd te worden
met de bewegingen van de machine, steeds test uit-
voeren op een groot oppervlak zonder obstakels. Voor
het verkrijgen van de beste resultaten in termen van
levensduur van de reinigingsapparatuur, doet u de
volgende eenvoudige maar belangrijke bewerkingen:
- identificeren van het werkgebied, verplaatsen van
alle mogelijke hindernissen
- als het oppervlak zeer uitgebreid is, in opeenvol-
gende en parallelle rechthoekige gebieden werken
- kies een recht werk traject en begint te werken uit
de verste gebied om te voorkomen dat er wordt ge-
passeerd over gebieden, die reeds zijn gereinigd.
6.
OPERATIONELE INFORMATIE
6.1.
BATTERIJ OPLADEN
Voor de laadprocedure, zie in deze handleiding.
• Volg de stappen aangegeven in het handboek van
de fabrikant (zie de sectie batterij onderhoud)
Indien de machine is uitgerust met GEL-batterijen
(onderhoudsvrij), volg de instructies hieronder aan-
gegeven.
Doe het tankdeksel dicht.
6.2.
BORSTEL MONTAGE/DEMONTAGE
• Gebruik de machine in geen enkel geval als de
padhouder of borstel niet correct is gemonteerd.
Monteren:
Plaats de borstel op de vloer. Hef de zuigbalk op met
de hendel op/neer (Foto B-19). Pak het stuur vast (Foto
A-1) en hef de voorkant van de machine op door er
kracht op uit te oefenen, door deze te draaien op het
achterste wiel (Foto C-20) tot boven de borstel en ver-
volgens laat rusten erboven. Zorg dat de flens van de
koppeling op de borstel onder de metalen koppeling
van de machine is. Activeer de hoofdschakelaar AAN/
UIT op "AAN" (Foto E-32) . Activeer de rotatie van de
borstel met de hoofdschakelaar AAN/UIT op "AAN" te
zetten op het bedieningspaneel (Foto E - 13). Vervol-
gens de borstelmotor inschakelen (Foto E-33) en aan
de bedieningshendel (Foto A-2) trekken; de borstel zal
automatisch koppelen. Voor de montage van de pad-
houder, dezelfde handelingen uitvoeren.
• Laat de lengte van de borstelharen niet lager dan
1 cm.
• Laat niet de dikte van de schurende schijven tot
minder dan 1 cm. Werken met overdreven versleten
borstels of uiterst dunne schurende schijven kan de
119