Bedieningsorganen en functies
1. Bedieningspaneel
Beschrijving van de elementen
1
Temperatuur ON/OFF.
2
Omgevingstemperatuur.
3
Instelling opslaan.
4
Consignatietemperatuur.
5
Daginstelling.
6
Ventilatorsnelheid (Auto - Hoog - Middel
- Laag).
2. Bediening
In- en uitschakelen (fig.2):
- Druk op de toets "ON/OFF", de aircon-
ditioner schakelt in en het controlelampje
dat aangeeft dat het toestel in bedrijf is,
gaat aan.
- Druk nogmaals op de toets "ON/OFF",
de airconditioner schakelt uit en het con-
trolelampje gaat uit.
TIMER
SET
OUT ENV
FAN
SPEED
COOL
FRESH
Fig.2 - ON/OFF
TIMER
ONOFF
1
2
SAVE SET
3
4
5
DAY
AUTO
FAN
6
SPEED
7
AUTO
FRESH
8
9
Ventilatieregeling (fig.3):
- Telkens als de toets FAN ingedrukt wordt,
verandert de snelheid volgens een vaste
volgorde
LOW
- Wanneer AUTO ingesteld is:
In de functie ONTVOCHTIGEN (DRY)
werkt de ventilator op lage snelheid
(LOW).
MODE
FAN
SLEEP
FAN
TIME
SPEED
ON/OFF
10
11
12
ERROR
MODE
OUT ENV
SEG
DEFROST
FAN
DEBUG
SLEEP
TEST
SLEEP
COOL
DRY
FAN
HEAT
TIME
ON/OFF
Fig.1
7
Ontdooien.
8
Verversingslucht.
9
Functiedisplay.
10 Foutindicator.
11 Programmeerinterval.
12 Indicator nachtmodus.
13 Modus.
MED
HIGH
AUTO
MODE
FAN
SLEEP
TIME
ON/OFF
Fig.3 - FAN
NL
13
14
15
16
17
18
14 Temperatuurinstelling.
15 Ventilator.
16 Nachtmodus.
17 Tijd instellen.
18 ON/OFF in- en uitschakelen.
Temperatuur instellen (fig.4):
: Druk op deze toets om de tempera-
tuur hoger in te stellen.
: Druk op deze toets om de tempera-
tuur lager in te stellen. (Druk één
keer om 1°C lager in te stellen).
- De temperatuur kan tussen de onder-
staande waarden ingesteld worden:
VERWARMING (HEAT)
KOELEN (COOL)
ONTVOCHTIGEN (DRY)
AUTO
VENTILATIE (FAN)
Niet selecteerbaar.
S E T
Fig.4 - TEMPERATUUR
16°C tot 30°C.
16°C tot 30°C.
16°C tot 30°C.
16°C tot 30°C.
MODE
FAN
SLEEP
TIME
ON/OFF
33