9.
CONTROLE VAN DE DRAAIRICHTING (voor driefase motoren)
De draairichting moet bij iedere nieuwe installatie worden gecontroleerd.
Hiervoor gaat u als volgt te werk (Afb. 4):
1.
Zet de elektropomp op een vlakke ondergrond;
2.
Start de elektropomp en zet hem onmiddellijk weer stil;
3.
Let goed op de terugslag bij de start, terwijl u van boven naar de elektropomp kijkt.
De draairichting is correct, dat wil zeggen met de klok mee, wanneer de bovenste
kap zich beweegt zoals op de tekening is aangegeven (tegen de klok in).
Indien het niet mogelijk is bovenstaande controle uit te voeren omdat de
elektropomp reeds geïnstalleerd is, dient u als volgt te werk te gaan:
1.
Start de elektropomp en observeer de waterdoorstroming.
2.
Stop de elektropomp, haal de spanning er af en wissel twee fasen van de
voedingslijn om.
3.
Start de elektropomp opnieuw en controleer opnieuw de waterdoorstroming.
4.
Stop de elektropomp.
De correcte draairichting is de richting waarbij de waterdoorstroming het
grootst is.
10. START
10.1 Vullen PULSAR DRY
Alvorens de pomp te starten moet deze eerst door aanzuiging gevuld worden met de te pompen vloeistof, via de opening die moet worden
aangebracht in de persleiding.(Afb.2, bladz 2).
De vulling moet iedere keer, dat de pomp voor lange tijd buiten gebruik is geweest, of wanneer er lucht in het systeem terecht is gekomen,
herhaald worden.
Zet de magnetothermische differentiaalschakelaar vóór de elektropomp op I (ON) en wacht tot er water uit de toevoerleiding stroomt.
•
Indien u storingen in de functionering bemerkt, de elektropomp van de elektrische voeding loskoppelen door de magnetothermische
•
differentiaalschakelaar in de stand 0 (OFF) te zetten en het hoofdstuk "HET OPSPOREN EN VERHELPEN VAN STORINGEN"
raadplegen.
De elektropomp kan als volgt gestart en uitgeschakeld worden:
•
-
Handmatig, met de magnetothermische differentiaalschakelaar vóór de installatie.
-
Automatisch, voor uitvoeringen met vlotter, wanneer het waterniveau stijgt.
10.2 Afstelling van de vlotterschakelaar PULSAR
Door het stuk kabel tussen de vlotter en het vaste punt (kabelklem in de handgreep - Afb.34, bladz 3) te verlengen of te verkorten, regelt u het
uitschakelniveau van de elektropomp (STOP). Let er op dat de vlotter zich vrij kan bewegen. Controleer of bij het stopniveau het filter niet
bloot komt te liggen.
11. VOORZORGSMAATREGELEN
Bij de PULSAR elektropompen moet het zuigfilter altijd aanwezig zijn wanneer de elektropomp in werking is.
•
De elektropomp mag niet vaker dan 30 keer per uur worden gestart, om de motor niet over te verhitten.
•
VORSTGEVAAR: wanneer de elektropomp op non-actief blijft bij een temperatuur onder de 0°C / 32°F, is het noodzakelijk dat u zich
•
ervan verzekert dat er geen water is achtergebleven; wanneer dit bevriest kan dit leiden tot het barsten van onderdelen van de
elektropomp.
Voor het legen van de PULSAR DRY elektropomp maakt u gebruik van de afvoerdop die zich achter de zuigaansluiting (Afb.2,
bladz 2) bevindt. Het is ook raadzaam de pomp leeg te maken in het geval dat de pomp voor langere tijd niet gebruikt wordt,
bij normale temperatuur.
Indien de elektropomp gebruikt is met substanties die ertoe neigen neerslag te vormen, dient u de pomp na het gebruik schoon te
•
spoelen met een krachtige waterstraal, om te voorkomen dat er aanzettingen of aanslag ontstaan die de eigenschappen van de
elektropomp in negatieve zin zouden kunnen aantasten.
12. ONDERHOUD EN REINIGING
De elektropomp behoeft bij normaal bedrijf geen enkele vorm van onderhoud, dankzij de in oliekamer gesmeerde mechanische
afdichting en de voor de levensduur gesmeerde lagers. De elektropomp mag uitsluitend worden gedemonteerd door
gespecialiseerd en gekwalificeerd personeel dat beschikt over de technische kennis die wordt vereist door de specifieke
voorschriften op dit gebied. In elk geval mogen reparaties en onderhoudswerkzaamheden alleen worden uitgevoerd nadat de elektropomp van
het elektriciteitsnet is gekoppeld. Tijdens de demontage dient men goed op te passen voor scherpe onderdelen, die verwondingen kunnen
veroorzaken.
NEDERLANDS
27
AFB. 4