8.2.1
Spanningsmeting
-
Kies met de draaiknop 8 van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3 de gewenste
instelling (V AC) of (V DC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
Zie fig. 2:
Zie fig. 3:
8.2.2
Stroommeting (BENNING MM 1-2/ 1-3)
-
Kies met de draaiknop 8 van de BENNING MM 1-2/ 1-3 de gewenste
instelling (A AC) of (A DC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-2/1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
resp. met de contactbus voor de 10 A-bereik K (gelijk- of wisselstroom tot
10 A) van de BENNING MM 1-2/ 1-3
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-2/ 1-3.
Zie fig. 4:
Zie fig. 5:
8.3 Weerstandsmeting
-
Kies met de draaiknop 8 van de BENNING MM 1-1/1-2/1-3 de gewenste
instelling (Ω).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
Zie fig. 6:
8.4 Diodencontrole
-
Kies met de draaiknop 8 de gewenste instelling (
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de aansluitpunten
van de diode en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Voor een normale, in stroomrichting gemonteerde Si-diode wordt een
stroomspanning tussen 0,400 V tot 0,900 V aangegeven. De aanduiding
"000" wijst op een kortsluiting in de diode, de aanduiding "OL" geeft een
onderbreking in de diode aan.
-
Bij een in sperrichting gemonteerde diode wordt "OL" aangegeven. Bij een
defecte diode wordt "000" of een andere waarde aangegeven.
Zie fig. 7:
8.5 Doorgangstest met akoestisch signaal
-
Kies met de draaiknop 8 de gewenste instelling (
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus J van
de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω,
van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit. Indien de gemeten weerstand in het circuit tussen de COM-
contactbus J en de contactbus voor V, Ω,
een akoestisch signaal afgegeven.
Zie fig. 8:
11/ 2007
meten van gelijkspanning.
meten van wisselspanning.
meten van gelijkstroom. ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
meten van wisselstroom. ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
weerstandmeting
diodecontrole
doorgangstest met zoemer.
BENNING MM 1‑1/ 1‑2/ 1‑3
, Hz 9 25 Ω kleiner is, wordt
, Hz 9
, Hz 9
, Hz 9
) van de
, Hz 9
) van de
, Hz 9
102