2.4 Automatische uitschakeling / Auto – OFF (Afb. 2)
In de fabriek is de flitser zo ingesteld, dat deze zich ong. 3 minuten –
• na het inschakelen,
• na het ontsteken van een flits,
• na het aantippen van de ontspanknop op de camera,
• na het uitschakelen van het belichtingsmeetsysteem in de camera ...
... in de standby-functie schakelt (Auto-OFF) om energie te sparen en de
stroombronnen tegen voortijdig ontladen te beschermen. Het 'flitser-klaar'
lampje dooft en aanduidingen in het LC-display verdwijnen.
De het laatst gebruikt instelling blijft na het automatisch uitschakelen behou-
den en staat onmiddellijk na het weer inschakelen ter beschikking. De flitser
wordt door op de toetsen 'Mode' of 'Zoom', c.q. door het aantippen van de
ontspanknop op de camera (Wake-upfunctie) weer ingeschakeld.
Als u de flitser gedurende een langere tijd niet gebruikt, schakel hem
dan in principe altijd via de hoofdschakelaar uit!
Indien gewenst, kan de automatische uitschakeling uitgezet worden:
Uitschakelen van de automatische uitschakeling
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in.
• Druk zo vaak op de toetscombinatie 'Select' (= toets 'Mode' + toets 'Zoom'),
dat in het LC-display '3 m' (voor 3 minuten) wordt aangegeven.
• Druk zo vaak op de toets 'Zoom', dat in het LC-display 'OFF' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play naar de normale weergave terug.
Inschakelen van de automatische uitschakeling:
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in.
• Druk zo vaak op de toetscombinatie 'Select' (= toets 'Mode' + toets 'Zoom'),
dat in het LC-display '3 m' (voor 3 minuten) wordt aangegeven.
• Druk zo vaak op de toets 'Zoom', dat in het LC-display 'On' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play naar de normale weergave terug.
50
3. Geprogrammeerd automatisch flitsen (flits-volautomatiek)
Bij het geprogrammeerd automatisch flitsen stuurt de camera diafragma,
belichtingstijd en de flitser automatisch zodanig dat in de meeste gevallen,
ook bij het invulflitsen, samen met het flitslicht een optimaal opnameresultaat
wordt verkregen.
Instellingen op de camera
Zet uw camera in de functie Program 'P', of een Vari- , c.q. onderwerpspro-
gramma (landschap, portret, sport enz.). Kies op de camera de autofocus-
functie 'Single-AF (S)'. Bij sommige Nikon-camera's (bijv. F5, F65, F80 en
F100) moet op het objectief steeds het hoogste diafragmagetal worden inge-
steld (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Bij een camera uit groep A (zie Tabel 1), c.q. bij het gebruik van een
objectief zonder CPU (dus zonder elektronische gegevensoverdracht)
de zoomstand van de flitsreflector met de hand instellen op de brand-
puntsafstand van het objectief (zie 5.7.2)!
Gebruik bij het 'nachtopnameprogramma' een statief, om het gevaar
van camerabeweging bij het opnamen te vermijden om het gevaar
van camerabeweging tijdens het opnemen met de dan gebruikelijke
lange belichtingen te vermijden!
Instellingen op de flitser
Flitsen met camera's uit de groepen A, B en C (zie Tabel 1):
Stel op de flitser de functie 'TTL' in (zie hoofdstuk 4.1).
Bij de camera's uit groep B kan indien nodig bovendien de matrixgestuurde
invulflitsfunctie op de flitser worden ingesteld (zie 4.1.2).
Bij camera's uit groep C kan indien nodige bovendien de 3D-Multisensor-
invulflitsfunctie op de flitser worden ingesteld (zie 4.1.3).
Flitsen met camera's uit groep D (zie Tabel 1):
Stel op de flitser de functie D-TTL, c.q. D-TTL-3D in (zie 4.2).
Flitsen met camera's uit groep E (zie Tabel 1):
Stel op de flitser de functie i-TTL, c.q. i-TTL-BL in (zie 4.3).