Descargar Imprimir esta página

Jamara Germany Ride on BMW i8 Coupe 460633 Instrucción página 15

Publicidad

NL
1.
Bevestig de versnellingsbak en de achterwielen
Verwijder alle onderdelen van de achteras. Plaats de aandrijfmotor (2) op de achteras ("R"
gelabelde versnellingsbak moet passen op de "R" zijkant van carrosserie; Versnellingsbak met
het label "L" moet op de "L"-kant van de carrosserie van het voertuig passen). sluit de
motordraadstekker aan met de stekker in de motorklempoort en steek de motor in de klem
sleuf. Plaats het aandrijfwiel (3) op de achteras en zorg dat deze overeenkomt met de
versnellingsbak. Schuif een ring (8) op de as. Zet het geheel vast met een borgmoer (5).
Plaats tot slot een deksel (6) op de wiel. Herhaal dit aan de andere kant.
2.
De voorwielen monteren
Verwijder alle onderdelen van de vooras. Schuif een ring (8) op de vooras. Bevestig een
voorwiel (4) en een ring (8) op de as. Zet het geheel vast met een borgmoer (5). Plaats tot slot
een hoes (6) op het wiel. Herhaal dit op de overkant.
Controleer na het monteren van een wiel op de assen de opening tussen de
schroefdraad en de inklapbare (zie onderstaande afbeelding), als de opening
te groot is, voeg dan twee of drie ringen in het wiel toe, maar nadat u de moer
buiten de wiel, draai het wiel met uw vinger om te controleren of het wiel
soepel kan lopen, dit is erg belangrijk, want als het wiel soepel kan lopen,
het is goed, maar als de moer op het wiel drukt en het wiel niet soepel kan lo-
pen, zal de motor gemakkelijk kapot gaan! Dan moet je een of twee ringen
verminderen om ervoor te zorgen dat het wiel soepel kan lopen!
3.
Voorruit monteren
Plaats de voorruit (14) in de gewenste positie. Duw de pinnen tot ze in de groeven sluiten.
4.
Installatie van achteruitkijkspiegels
Schuif de achteruitkijkspiegels (15) in de gewenste stand totdat ze op hun plaats klikken.
5.
De batterij in het stuurwiel plaatsen
1. Open het deksel van het batterijvak aan de voorzijde van het stuurwiel.
2. Plaats twee batterijen type 2 AA. Zorg ervoor dat de polen niet worden vergist.
3. Sluit het batterijvak.
6.
Stuurwiel monteren
Plaats het stuur (9) over de stuurkolom en steekt uit het midden van de stuurwielbasis. Lijn de
gaten aan elke kant van het stuur uit met de gaten aan het uiteinde van de stuurkolom. Draai
een moer (11) aan het andere uiteinde van de schroef (10) vast om de stuur naar de
stuurkolom.
7.
Sluit de voeding aan
Sluit de connectoren aan zoals afgebeeld.
A Steek de rode zekeringconnector in de terminal op de batterij.
B Steek de voertuigconnector in de motorconnector op de carrosserie, zoals hierboven
weergegeven. Herhaal voor de andere kant.
8.
Motorhouder monteren
Plaats de motorhouder (16) oop de versnelling en draai met vier schroeven (17).
5
2
7
1
4
6
3
Gegevens betreffende de accu:
Laad geen wegwerpbatterij op!
Niet openen! Niet in het vuur werpen!
Gebruik geen oude en nieuwe battijen tegelijkertijd
Gebruik geen alkaline batterijen, standaard (zinkkoolstof) of oplaadbare batterijen tegelijkertijd.
Verwijder de batterijen uit het speelgoed voordat het wordt opgeladen!
Laad de batterijen op enkel onder toezicht van een volwassene!
Voorkom kortsluiting van de aansluitingsklemmen!
Let op
Schakel het model na elk gebruik onmiddellijk uit als het model is voorzien van een aan/uit schakelaar. Als het model een accu heeft die kan worden verwijderd of is uitgerust
met een losneembare steekverbinding, moet de accu na elk gebruik uit het model worden gehaald. De accu kan volledig leeg raken als het model per abuis wordt ingeschakeld
of de accu en het model worden niet losgekopeld. In zo'n geval verliest de accu zijn vermogen of kan zodanig worden beschadigd dat het laden of ontladen van de accu
niet meer mogelijk is of tijdens dit proces kan verbranden (brandgevaar). De volledig lege accu's kunnen nooit meer worden opgeladen of ontgeladen. Om diepe ontlading
van de batterij te voorkomen, mag de spanning nooit lager dan 11,9 V zijn. De spanning van volledig opgeladen accu is ca. 13 V. Om de diepe ontlading veroorzaakt door de
zelfontlading van de accu te voorkomen, dient de accu na gebruik volledig te worden opgeladen. De accu dient volledig te worden opgeladen na ca.10 minuut wachttijd na
gebruik en niet later dan 12 uur na gebruik. Als de accu lange tijd niet gebruikt wordt, dient dan ten minste elke 3 maanden op correcte spanning (min. 12,3 V) en op eventuele
beschadiging te worden gecontroleerd. Indien nodig op te laden of te verwijderen
Functies op de afstandsbediening
1. Noodrem
Druk erop en de lopende functie zal mislukken.
Druk nogmaals, het laat los.
8
2. Vooruit
3. Achteruit
4. Snelheid
5. Frequentie sleutel
6. Snelheidsweergave
7. Links
8. Rechts
9.
Zetel monteren
Plaats de lipjes aan de achterkant van de stoel (12) in de groeven aan de achterkant van het
voertuig. Steek twee schroeven (13) door het zadel en in de carrosserie van het voertuig en
draai ze vast met een schroevendraaier.
10. Laden
• Tijdens het laden moet het voertuig zijn uitgeschakeld.
• Steek de lader in het stopcontact, de LED brandt groen. Sluit de lader aan op de laadaa
insluiting.
• De LED op uw lader brandt rood zolang de batterij wordt opgeladen. Wanneer de LED is
weer groen, de batterij is volledig opgeladen.
• De oplaadtijd is 10 uur.
• Het is niet aangeraden de accu vaker dan 1 keer binnen 24 uur te laden.
• De oplader en accu worden
Waarschuwing!
• De lader is geen speelgoed. Gebruik alleen de bijgeleverde oplader.
• De batterij mag alleen worden opgeladen door of onder toezicht van een volwassene.
• De aansluitklemmen mogen niet kortgesloten worden.
• De lader moet regelmatig worden gecontroleerd op beschadigingen aan de kabel, de
stekker, de ombouw en andere onderdelen. Als er schade wordt opgemerk, mag de
lader niet worden gebruikt totdat de schade is repareerd.
• Na elk gebruik van het model afwachten tot het model afkoelt en daarna starten.
Wanneer een aanvullende accu tussen een vervanging van de accu`s wordt gebruikt
en voordat het model opnieuw wordt gestart, houd minstens één koelfase van
15 minuten. O ververhitting kan schade aan de elektronica of brand veroorzaken.
• Sluit het model altijd na het laden opnieuw op de oplader aan. Koppel de oplader
altijd o nmiddellijk los nadat het model wordt losgekoppeld. Als het model of de
oplader na het lad en blijft aangesloten, kan deze schade aan het model, de oplader
of de voeding vero orzaken (brandgevaar).
• Gebruik de lader alleen in droge ruimten.
Functies
1
Aanknop
Schakelt het model in of uit
2
Voetpedaal
Druk op het gaspedaal om het model te laten bewegen.
Haal je voet van het gaspedaal en het model stopt.
3
Verschuiver
Verandert de richting van de auto, vooruit - achteruit
Belangrijk!
Het voertuig moet stilstaan voordat de richting wordt gewijzigd. Anders kan de
versnelling of/en motor schade oplope
4
Muziek knop
5
Snelheidsknop
High speed
hoge snelheid.
Low speed
lage snelheid
6
AUX input
Ingang voor een smartphone of andere AUX apparaten.
Het binden van de zender en het model
Haal de afstandsbediening eruit, plaats de batterij.
Druk lang op de frequentietoets 2-4 seconden. Lage snelheid
LED-verlichting muurflits. Schakel de stroom van de auto in.
LED-lampjes met lage snelheid gaan van flits naar lang bran-
den, waarna de frequentiebinding is geslaagd. Als de frequen-
tiebinding is mislukt (LED-lampjes met lage snelheid knipperen).
Verwijder de batterij en herhaal stap 1-3. Afstandsbediening
zonder bediening na 10 seconden, het indicatielampje gaat uit
in de energiebesparende modus.
15

Publicidad

loading