7. Bediening
7.1 Het meenemen en gebruik van het systeem
De scanner kan worden gebruikt voor het zuivere aftas-
ten zonder monitor, of de monitor kan in de PSA 61
tas aan de PSA 62 draagriem worden meegenomen.
De eerste mogelijkheid is nuttig wanneer er op moei-
lijk toegankelijke plaatsen wordt gewerkt en er een
maximale mobiliteit vereist is, zoals bijvoorbeeld op
een stellage of een ladder. Wanneer het geheugen van
de scanner vol is (9 imagescans, 1 volledige block-
scan of 30 m quickscan zijn geregistreerd) dient de
gebruiker naar de monitor te gaan om de gegevens
te laden. De monitor kan zich in de nabijheid bevin-
den (bijv. aan de basis van de stellage, in een voer-
tuig, een kantoor van een bouwplaats, enz.). Wanneer
de gebruiker van plan is meer scans te maken dan de
geheugenruimte van de scanner toelaat, en wil voor-
komen dat hij steeds weer naar de monitor moet lopen,
kan hij de monitor aan de draagriem of de meegele-
verde schouderriemen meenemen.
-ATTENTIE-
De temperatuur binnen in een voertuig dat in de zon staat
kan heel gemakkelijk hoger worden dan de maximaal toe-
gestane opslagtemperatuur voor de PS 200. Sommige
componenten van de PS 200 kunnen schade oplopen
wanneer het apparaat wordt blootgesteld aan tempera-
turen van meer dan 60 °C of 158 °F.
7.2 Bediening van de scanner
7.2.1 Toetsenbord en display
1
2
Om vooruit en achteruit te gaan
1 – Pijltoetsen
tussen opties of waarden.
Voor het bevestigen van een waar-
2 – Bevestigings-
de of een selectie.
toets
3 – Aan/Uit-toets
Voor het annuleren van ingevoerde
4 – Afbreektoets
gegevens of om terug te gaan met
één beeldscherm tegelijk.
Voor het starten/stoppen van een
5 – Registratietoets
registratie.
2
1
3
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5070389 / 000 / 00
3
4
5
1 – Menubereik. Functies die met behulp van de pijl-
toetsen en de bevestigingstoets geselecteerd kun-
nen worden.
2 – Statusinformatie – Informatie zoals de acculaad-
toestand, de geheugenstatus.
3 – Variabel bereik – Hier wordt gebruiker-feedback-
informatie weergegeven, bijv. de meetmodus, de
diepte van het ijzer, de aftastvoortgang, enz.
7.2.2 In- en omschakeltoetsen
Voor het in- of uitschakelen van de scanner de aan/uit-
toets indrukken en kort ingedrukt houden.
De scanner kan nu worden uitgeschakeld, wanneer hij
zich in het hoofdmenu bevindt.
7.2.3 Hoofdmenu
Het apparaat start altijd bij het hoofdmenu. Van hieruit wor-
den alle aftastfuncties en instelopties geselecteerd. De
acculaadtoestand wordt boven in het beeldscherm samen
met de geheugenstatus weergegeven. De verschillende
aftastmethodes en instelmenu's worden links op het beeld-
scherm als pictogrammen weergegeven. Met de pijltoet-
sen kan men tussen deze opties bewegen. Met de beves-
tigingstoets wordt de gekozen optie bevestigd.
Quickscan: De resterende geheugencapaciteit voor de
quickscan-registratie wordt boven in het beeldscherm
(afhankelijk van het type apparaat en de ingestelde mas-
sa-eenheid) weergegeven in meters of voeten.
Imagescan: Het aantal imagescans in de scanner, tot een
maximum van 9, wordt boven in het beeldscherm weer-
gegeven.
Blockscan: Het aantal imagescans in de scanner, tot een
maximum van 9, wordt boven in het beeldscherm weer-
gegeven.
nl
147