1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Voordat men de pomp in bedrijf zet, moet men eerst zorgvuldig deze instructies
doorlezen.
Diegenen, die deze instructies niet hebben doorgelezen, moet men vanwege de veiligheid niet
toestaan de pomp tegebruiken. Personen onder 16 jaar mogen de pomp niet gebruiken en
moeten tijdens bedrijf hiervan op afstand gehouden worden. Het voedingssnoer mag niet worden
gebruikt voor het transporteren of verplaatsen van de pomp. Gebruik daarvoor altijd hethandvat
van de pomp.
2. GEBRUIK
Pompen voor onder de waterspiegel met vele toepassingen, hoge betrouwbaarheid en veiligheid.
Geschikt voor afwatering, leegpompen en kleinschalige irrigatie.
Zijn geschikt voor het pompen van afvalwater (uitspoelwater).
De temperatuur van de doorvoervloeistof mag niet hoger zijn dan 35°C.
De pomp niet gebruiken voor het pompen van rioolwater, ontvlambare of explosieve
stoffen (bijv. petroleum, benzine, oplosmiddelen), vetten, olieën of voedingsmiddelen.
Indien de kabel is beschadigd dient deze, om elk risico te vermijden, direct
vervangen te worden. Dit dient te gebeuren door een erkend service- of reparatiebedrijf.
Voordat men de pomp in bedrijf zet moet men de volgende punten controleren:
De electrische installatie moet een aardlekschakelaar hebben van I ∆n = 30 mA en de
aardverbinding moet doeltreffendzijn.
Spanning en frequentie (men ziet deze op het typeplaatje van de pomp: 230 V/50 Hz) moeten
met die van het netovereenkomen.
Het voedingssnoer van de pomp mag niet beschadigd zijn.
De electrische aansluiting moet zich bevinden in een droge plaats, tegen eventuele
overstromingen beschermd.
3. IN BEDRIJF ZETTEN
Steek de voedingsstekker in de contactdoos.
Automatisch bedrijf:
De drijvende ulotter schakelaar start en stopt de pomp automatisch. De hoogte, waarbij de pomp
wordt aan- en afgezet, kan worden veranderd door de lengte van de drijverkabel tussen steun en
de drijver te wijzigen.
Handbediening:
Om de pomp op te starten trekt men de drijverschakelaar omhoog.
4. RAADGEVINGEN VOOR HET GEBRUIK
Om de pomp op een correcte manier te laten werken, moeten de volgende regels in acht worden
genomen:
De pomp mag niet droog lopen.
De pomp moet zich op een stabiele positie in een verzamelputje bevinden of in ieder geval op
het laagste punt in het locaal waar deze wordt geïnstalleerd.
De drijver moet zich tijdens bedrijf vrij kunnen bewegen. Daarom zijn de aangeraden
afmetingen van de put 40 x 40 cm.
Men moet bevriezing van de pomp beslist voorkomen. Bij te lage temperaturen moet men de
pomp weghalen, leeg latenlopen en op een vorstvrije plaats bewaren.
11
NL