BEREIK
NAUWKEURIGHEID
2 V
20 V
±0,8% of rdg ±3 dgl
200 V
750 V
±1 ,2% of rdg ±3 dgt
Ingangsweerstand 10 MΩ
Frequentiebereik 40-1000 Hz.
OverbelastingbeveiligingAC 750 V rms of DC 1000 V
piek (continu in alle bereiken).
Indicatie: juiste waarde komt overeen met de rms in
sinusvorm.
TIP:
1. Als het spanningsbereik vooraf niet bekend is, zet
de FUNCTIE-schakelaar dan op het hoogste bereik
en vervolgens zonodig steeds lager.
2. Als het cijfer "l" op het display verschijnt, ligt de
te meten waarde buiten het ingestelde bereik. De
FUNCTIE-schakelaar moet dan op een hoger be-
reik worden gezet.
3. De maximale ingangsspanning is 750 V AC. Ho-
gere spanningen kunnen niet gemeten worden.
4. Wees uiterst voorzichtig bij het meten van hoge
spanningen.
10.3 Het meten van gelijkstroom (ADC)
1. Sluit het ZWARTE snoer aan op het COM aanslu-
itpunt. Sluit het RODE snoer aan op het "VΩmA"
aansluitpunt. Voor metingen tussen 200 mA en
10 A verplaatst u de RODE leiding naar de "10 A"
aansluiting.
2. Zetde FUNCTIE-schakelaar op de gewenste "A"
stand en sluit de snoeren in serie met de te me-
ten lading. Denkaan de juiste polariteit (ROOD is +
en ZWART is -), anders geeft het display een min-
teken voor de waarde aan. De polariteit van het
RODE snoer naar het ZWARTE wordt gelijktijdig
met de stroomsterkte weergegeven.
3. Lees de waard eafi n (milli-) Ampère.
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
200 μA
2 mA
±0,8% of rdg ±1 dgt
20 mA
200 mA
±1 ,2% of rdg ±1 dgt
10 A
±2% of rdg ±5 dgt
Overbelastingbeveiliging 0,2 A/250-V zekering, 10 A
bereik niet gezekerd.
TIP:
1. Als het stroombereik vooraf niet bekend is, zet de
FUNCTIE-schakelaar dan op het hoogste bereik en
vervolgens zonodig steeds lager.
2. Als het cijfer "l" op het display verschijnt, ligt de
te meten waarde buiten het ingestelde bereik. De
FUNCTIE-schakelaar moet dan op een hoger be-
RESOLUTIE
reik worden gezet.
3. Het l OA-bereik is niet beveiligd met een zekering.
1 mV
Meet daarom nooit langer dan l O sec.
10 mV
10.4 Het meten van de weerstand (Ω Ohm)
100 mV
1. Sluit het ZWARTE snoer aan op het "COM" aan-
sluitpunt en het RODE snoer op het "VΩmA" aan-
1 V
sluitpunt. (Tip: de polariteit van het RODE snoer is
dan"+".)
2. Zet de FUNCTIE-schakelaar op het gewenste "Ω"
meetbereik.
RBEREIK
200 Ω
2 kΩ
20 kΩ
200 kΩ
2 MΩ
Overbelastingbeveiliging 250 V DC of AC rms, gedu-
rende maximaal 15 seconden
3. Plaats de meetpennen op de te meten componen-
ten. Zorg ervoor dat de component niet is verbon-
den met de andere componenten. Raakde punten
van de meetpennen niet aan, omdat anders de
weerstandswaarden worden beïnvloed.
4. Lees de waarde afi n Ω (Ohm).
5. Bij het meten van weerstand wordt stroom verbru-
ikt uit de interne batterij. Dit stroomverbruik varieert
afhankelijk van het ingestelde bereik.
TIP:
1. Als de gemeten weerstandswaarde de maximale
waarde in het geselecteerde bereik overschrijdt,
verschijnt in het display het cijfer "l". Kies dan een
hoger meetbereik. Bij een weerstand van circa
1 MΩ of hoger kan het een paar seconden duren
voor de meterzich heeft gestabiliseerd. Dit is nor-
maal bij het meten van hoge weerstanden.
2. Als de ingang niet is aangesloten, bijvoorbeeld bij
een onderbroken circuit, verschijnt het cijfer "l". Dit
RESOLUTIE
betekent dat de meting buiten het bereik valt.
0,1 μA
3. Als de te meten weerstand is aangesloten op een
circuit, schakel de spanning dan uit en zorg dat alle
l μA
condensatoren zijn ontladen voordat u met meten
10 μA
begint.
100 μA
10.5 Het meten van diodes
1. Sluit het ZWARTE snoer aan op het "COM" aan-
10 mA
sluitpunt en het RODE snoer op het "VΩmA" aan-
sluitpunt. (Tip: de polariteit van het RODE snoer
isdan"+".)
2. Zet de FUNCTIE-schakelaar op het
plaats de meetpennen op de te meten diode. Bij het
meten van dioden en transistoren bepaalt de polari-
teit van de meetpennen of de doorlaatrichting of de
spe rrichting wordt gemeten. De gemeten waarde is
de spanningsval van de diode in doorlaatrichting.
NAUWKEURIGHEID
RESOLUTIE
±0,8% of rdg ±3 dgt
±0 8% of rdg ±1 dgt
NL
0,1 Ω
1 Ω
10 Ω
100 Ω
1 kΩ
BEREIK en
33