82
VICTOR
MIX ENV POINT :0
a46
b49 c02 d01
Subpagina 8: Set Envelope Rate
(envelopesnelheid instellen)
Gebruik deze pagina om de snelheden voor de vier
envelopepunten in te stellen, van 0 tot 99.
R1
R2
R3
R4
09
22
52
56
Pagina 6 Oscilloscoop en preset
Deze pagina toont een oscilloscoopspoor van de
vectorgolfvorm en het huidige presetnummer. Als het
presetnummer wordt gevolgd door een *, is de preset
gewijzigd en moet deze worden opgeslagen voordat de
Victor wordt uitgeschakeld, anders gaan de bewerkingen
verloren. Houd de knop SAVE (6) (opslaan) vast en gebruik
vervolgens de DATA-regelaar (3) om indien nodig een
nieuwe geheugenlocatie te selecteren. Als de knop SAVE
wordt losgelaten, wordt de bewerkte preset opgeslagen op
de geselecteerde locatie. De leds (5) zullen allemaal rood
oplichten tijdens een opslagbewerking.
PROG 1 *
KALIBRATIE
De Victor is in de fabriek gekalibreerd met zeer nauwkeurige
instrumenten en hoeft niet verder te worden gekalibreerd.
Als kalibratie toch nodig is, volg dan deze procedure:
• Koppel alle CV-ingangen los, behalve v/oct, die moeten
worden aangesloten op een goed gekalibreerd
CV-keyboard of een goede MIDI/CV-converter.
• Druk tegelijkertijd op de knoppen PAGE en SAVE, waarna
de eerste LED groen knippert.
• Stuur 1 V naar de v/oct-ingang vanaf het keyboard.
• Druk op een willekeurige knop, waarna de eerste LED
nu oranje knippert.
• Stuur 3 V naar de v/oct-ingang vanaf het keyboard.
• Druk op een willekeurige knop, waarna de Victor de
kalibratiemodus verlaat.
Volg deze procedure om te controleren of de Victor correct
is gekalibreerd:
• Selecteer fabrieksprogramma 32, wat een zuivere
zaagtandgolf is.
• Stel het frequentiebereik in op 5 door de knop FREQ (8)
ingedrukt te houden en de DATA-regelaar te gebruiken
om naar 5 te scrollen.
• Stuur 0 V naar de v/oct-ingang vanaf het keyboard.
• Sluit met de joystick in middenpositie de mixuitgang
aan op een tuner of frequentiemeter.
Quick Start Guide
83