• Wanneer de motor verhit is laat
u de koppelingshendel los zodat
de parkeerrem ingeschakeld
wordt.
Starten van de machine
1. Laat de koppelingshendel (A)
los. Nu zal de rem ingeschakeld
worden.
2. Zet de versnellingshendel (B) in
de "hoge" stand (C).
3. Houdt u, voor het starten van de
motor, aan de aanwijzingen die in
het boekje "gebruik en onderhoud"
van de motor staan.
4. Rij naar voren, draai, wijzig de
snelheid en stop de motor.
GEVAAR
• Versnel en vertraag langzaam
wanneer u naar voren begint te
rijden en gaat stoppen.
• Verminder de snelheid wanneer
u draait.
• Verminder de snelheid ook wan-
neer u naar beneden rijdt, wan-
neer u zich op de rand van de weg
bevindt, op een hobbelige weg of
op een weg met veel bochten.
• Rij niet diagonaal over een
sterk dalende helling.
• In de achteruitversnelling dient
u een lage snelheid aan te houden
en op te letten voor wat zich ach-
ter u bevindt.
OPGEPAST
• Controleer de positie van iedere
hendel en de veiligheid van de
omliggende zone voordat u de
machine naar voren rijdt.
• Gebruik de hendel voor deblok-
kering van de aandrijfas niet op
een sterk dalende helling.
VOORZICHTIG
Wanneer u de machine onbeheerd
achterlaat dient u hem op een
vlakke en stabiele ondergrond te
plaatsen en de motor uit te zet-
ten, zodat de rupsbanden niet in
beweging kunnen komen.
19