genomen.
De pomp heeft een ingebouwde motorbeveiligingsschakelaar. Wij aanvaarden geen
aansprakelijkheid voor schade door ondeskundig gebruik of foutieve montage. De
voedingskabel moet voldoen aan de EG-normen (2) of van het type H05 I H07 RN-
F volgens VDE 0620.
Controles vóór de inbedrijfstelling
1. Controleer of spanning en frequentie van voeding en pomp (zie typeplaatje)
geschikt zijn.
2. Controleer of de pompas vrij kan draaien.
3. Vul de pomp met water om er zeker van te zijn dat het pomphuis, de
filterkorf, de leidingen en andere aansluitingen niet lekken. Draai de
schroeven vast of los met de handen of tollen indien nodig.
4. Open eventueel aanwezige kleppen in druk- en zuigleidingen en controleer
of alle slangen zijn aangesloten
5. Vul de zuigleiding en het pomphuis volledig met water.
De pomp is geschikt voor schoon water met een temperatuur van max.35°C.
Stroomvoorziening
Gebruik de pomp alleen op een driepolig stopcontact met 230V/ 50Hz montage.
Om lange aanzuigleidingen en de daaruit voortvloeiende vermogensverliezen te
vermijden moet de pomp op het niveau van de waterspiegel of onder het
waterniveau worden geïnstalleerd. Het is mogelijk de pomp op de grond te
monteren. Gebruik de voorziene gaten in de bodemplaat om de pomp op een vlakke
ondergrond te installeren. De pompen moeten op een goed geventileerde, droge en
overstromingsbestendige plaats worden geplaatst.
De slangen installeren
De zuigslang moet bestand zijn tegen lage druk. Installeer hem minstens 30 cm
onder het waterniveau. Dit is nodig om wervelvorming en daardoor luchttoevoer in
het systeem te voorkomen.
De buisverbindingen moeten 1 00% luchtdicht zijn. Buisbochten en een golvende
ligging van de slangen moeten indien mogelijk worden vermeden. De zuigleiding
moet over de gehele lengte een minimumdaling van 2% vertonen, zodat er geen
lucht in het systeem kan achterblijven.
Voor de drukslang moet u een diameter gebruiken die minstens even groot is als de
diameter van de drukverbinding.