8.5
Stel de oscillatiesnelheid in (afb. 8)
Opmerking:
Het vereiste aantal oscillaties hangt af van het materiaal
en de werkomstandigheden en kan worden bepaald door
praktijktesten.
1. Gebruik de snelheidsregelaar (5) om de oscillatiesnel-
heid te selecteren.
Niveau 1:
Niveau 6:
Opmerking:
De oscillatiesnelheid kan ook tijdens de werking gewijzigd
worden.
8.6
In-/uitschakelen (afb. 7, 9)
LET OP
Controleer het geplaatste gereedschap voor gebruik of
alle bevestigingsdelen juist zijn aangebracht.
Opmerking:
• Houd het product tijdens het werk altijd goed vast
met beide handen. Zorg voor een veilige stand.
• Asbesthoudend materiaal mag niet worden be-
werkt. Asbest wordt beschouwd als kankerverwek-
kend.
VOORZICHTIG
Houd uw handen uit de buurt van het inzetgereed-
schap, wanneer het product in bedrijf is.
Inschakelen
1. Schuif de aan/uit-schakelaar (2) naar stand I om het
product in te schakelen.
Uitschakelen
1. Schuif de aan/uit-schakelaar (2) naar stand 0 om het
product uit te schakelen.
8.6.1
LED-werklamp (9)
Dit product is voorzien van een LED-werklamp om het di-
recte werkbereik te verlichten en de zichtbaarheid in
slecht verlichte omgevingen te verbeteren.
VOORZICHTIG
Kijk niet direct in de LED-werklamp of de lichtbron.
1. De LED-werklamp (9) brandt automatisch, zodra het
product is ingeschakeld.
Opmerking:
De LED-werklamp brandt nog ca. 10 seconden na het uit-
schakelen van het product.
8.7
Testrun
Opmerking:
Voer voorafgaande aan de eerste werkzaamheden en na
elke wisseling van het inzetstuk een onbelaste testrun uit.
Schakel het product onmiddellijk uit als het inzetstuk on-
gelijk loopt, als er aanzienlijke trillingen zijn of als u abnor-
male geluiden hoort.
58 | NL
Lage oscillatiesnelheid
Hoge oscillatiesnelheid
www.scheppach.com
9
Werkinstructies
• De oscillerende aandrijving zorgt ervoor dat het inzet-
stuk 10.000 tot 40.000 keer per minuut heen en weer
zwaait. Dit maakt nauwkeurig werken in de krapste
ruimtes mogelijk.
• Let erop dat de luchtsleuven niet worden afgedekt.
• Controleer voor elke handeling of u het juiste gereed-
schap voor het beoogde gebruik hebt gekozen.
• Product inschakelen en pas daarna het te bewerken
materiaal toevoeren.
9.1
Zagen/snijden
• Gebruik alleen onbeschadigde, gave zaagbladen.
Verbogen, onscherpe of anderszins beschadigde
zaagbladen kunnen breken.
• Oefen niet te veel druk uit op het product. Laat het
product het werk doen.
• Neem bij het zagen van lichte materialen de wettelijke
voorschriften en aanbevelingen van de fabrikant van
het materiaal in acht.
• Alleen zachte materialen zoals zacht hout, gipsplaat
enz. mogen met de invalzaagmethode worden ver-
werkt.
• Houd er bij het snijden van wandtegels rekening mee
dat het inzetgereedschap onderhevig is aan een hoge
mate van slijtage bij langdurig gebruik.
9.2
Schuren
• Schuurbladen bevestigen:
Druk het schuurblad (17) op de delta schuurplaat (13).
• Schuurbladen verwijderen:
Trek het schuurblad (17) van de rand van de delta
schuurplaat (13) en verwijder het.
• Zorg voor een gelijkmatige contactdruk. Een te grote
verhoging van de contactdruk leidt niet tot een hoger
schuurvermogen, maar wel tot een grotere slijtage
van het schuurblad.
• Een potentieel explosieve atmosfeer kan worden ver-
oorzaakt door stof en dampen en kan ontstaan door
slijpen en schuren. Er moet altijd een stofafzuig- of
stofonderdrukkingssysteem worden gebruikt dat ge-
schikt is voor het materiaal dat wordt verwerkt.