Installatie
WAARSCHUWING:
Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk
letsel of dood door elektrocutie te vermijden, dient u alle
stroomtoevoer af te sluiten en opgeslagen energie te ontladen
voordat u apparatuur installeert of verwijdert.
Let op:
Raadpleeg voor algemene richtlijnen met betrekking
tot systeemplanning, ontwerp, installatie, ingebruikname,
gebruik en onderhoud de norm EN 54-14 en de lokale
regelgeving.
Installeer en bedraad de montagevoet zoals beschreven in het
installatieblad dat bij de sokkel is geleverd.
De detectorkop installeren
Plaats de detectorkop in de montagevoet en draai deze met de
klok mee totdat hij vastklikt in de vergrendelde positie (zie
afbeelding 2).
De detector kan indien nodig worden vergrendeld in de
montagevoet. Om dit te doen, verwijdert u het
vergrendelingslipje vóór de installatie (zie afbeelding 1).
Een vergrendelde detector verwijderen:
1.
Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf van het
vergrendelingslipje (afbeelding 1).
2.
Druk de detector in en draai de detector linksom.
Adressering van de detector
Stel het apparaatadres in met behulp van de draaiknoppen op
de detectorkop. Het adresbereik is 001-128.
Gebruik de X10-draaiknop om de tientallen in te stellen en de
X1-draaiknop om de eenheden in te stellen, zoals
weergegeven in de onderstaande afbeeldingen.
Melderadres 008
14 / 23
Melderadres 112
Melderstatus
De status van het apparaat wordt aangegeven door de
statusled (afbeelding 1, item 2), zoals weergegeven in de
onderstaande tabel.
Status
Alarm
Vooralarm
Isolator is actief [1]
Apparaatstoring
Apparaat gelokaliseerd [2]
Bezig met communiceren
[3]
[1] Alleen KE-DT3101W-HAB.
[2] Geeft een actieve opdracht Apparaat lokaliseren van de centrale
aan.
[3] Deze indicatie kan worden uitgeschakeld via de centrale of de
toepassing Configuration Utility.
Detectorgevoeligheid
Configureer de gevoeligheid van de detector via de centrale of
met behulp van de toepassing Configuration Utility.
Gevoeligheidsinstellingen
De beschikbare gevoeligheidsinstellingen worden hieronder
weergegeven.
Instelling
Klasse
1
A2S
2 (standaard)
A2R
3
BR
De standaard gevoeligheidsinstelling is hetzelfde voor de
dagmodus en de nachtmodus.
Instellingen voor warmtegevoeligheid zijn gebaseerd op de
volgende temperatuurbereiken.
Klasse
Beschrijving
A2S
Vaste temperatuur
A2R
Stijgingspercentag
e
BR
Stijgingspercentag
e
Onderhoud en testen
Onderhoud en reiniging
Het basisonderhoud bestaat uit een jaarlijkse inspectie. Wijzig
nooit de interne bedrading of circuits.
Reinig de buitenkant van de detector met een vochtige doek.
Reinig indien nodig de binnenkant van de detector (om stof en
vuil te verwijderen) met een stofzuiger.
P/N 3102986-ML • REV 001 • ISS 29NOV23
Indicatie
Constant rode led
Knipperende rode led
Constant gele led
Knipperende gele led
Continu groene led
Knipperende groene led
Toepassingstem
Statische
peratuur
responstemperatu
ur
Typisc
Max.
Min.
h
54 °C
25 °C
50 °C
54 °C
40 °C
65 °C
69 °C
Max.
70 °C
70 °C
85 °C