MN002407A01-AK
Hoofdstuk 4: Overzicht van oplader
4.1
LED-indicatie einde levensduur IMPRES 2 of
IMPRES
De IMPRES 2-oplader kan een indicatie einde levensduur voor de IMPRES 2- of IMPRES-batterij geven
(afwisselend rood en groen) na een succesvolle voltooiing van de kalibratie of revisie.
Bij batterijen die worden gebruikt, vermindert normale slijtage de beschikbare capaciteit. Na de succesvolle
voltooiing van de kalibratie of revisie vergelijken de IMPRES 2- of IMPRES-opladers de capaciteit van de
IMPRES 2- of IMPRES-batterij met de nominale capaciteit van de batterij. Wanneer de capaciteit een zeer
lage waarde heeft, nadert de IMPRES 2- of IMPRES-batterij het einde van zijn levensduur. De IMPRES 2- of
IMPRES-batterij blijft bruikbaar. In sommige gevallen is het wenselijk om de batterij aan iemand te geven die
geen behoefte heeft aan een grote batterijcapaciteit voor één ploegendienst.
De APX NEXT
™
XN-batterij heeft een functie om hoge temperaturen te detecteren in een IMPRES 2-oplader
met softwareversie V2.05 of nieuwer. Wanneer deze functie is ingeschakeld, knippert het statuslampje
afwisselend rood en groen na het opladen van een batterij die langdurig is blootgesteld aan extreem
hoge temperaturen. De oplader geeft het volgende weer:REPLACE BATTERYEXPOSED OVERTEMP Motorola
Solutions adviseert deze batterij buiten gebruik te stellen.
4.2
Batterijen of portofoons met aangesloten
batterijen opladen
Batterijen kunnen het best worden opgeladen op kamertemperatuur. IMPRES 2-opladers voor meerdere
apparaten kunnen een losse batterij of een batterij die is aangesloten op een portofoon opladen.
Procedure:
1. Plaats de oplader op een vlakke ondergrond.
2. Plaats de stroomkabel stevig in de AC-aansluiting van de oplader aan de achterzijde van de oplader.
3. Steek de stroomkabel in een bijbehorend stopcontact.
4. Na succesvol inschakelen licht elk oplaadstatuslampje groen op gedurende ongeveer één seconde en
wordt IMPRES 2 CHARGER weergegeven. Controleer beide aansluitingen van de stroomkabel als de
oplaadstatuslampjes niet knipperen en er geen bericht wordt weergegeven.
5. Plaats een portofoon met een aangesloten batterij of een losse batterij in een beschikbaar
compartiment.
OPMERKING: Houd de portofoon aan de behuizing vast als u deze op de oplader aansluit of
hiervan loskoppelt. Trek niet aan de antenne van een portofoon.
6. Wanneer de portofoon of losse batterij correct in het compartiment is geplaatst, wordt de oplaadstatus
aangegeven door het bijbehorende oplaadstatuslampje. Het bijbehorende display geeft aanvullende
informatie. Voor opladers met één display geeft het display alleen de oplaadstatus van compartiment
1 weer.
7. De batterij is gereed voor gebruik als de oplaadstatus groen is.
8. Schakel de portofoon alleen in als de communicatiemodule van de oplader is losgekoppeld van een
pc. Als dat niet het geval is, moet u het apparaat of de portofoon uitschakelen.
24