B
Gebruik van het toestel
Wassen
•
1.
Programma selecteren
2.
Functie selecteren of standaardinstellingen behouden
3.
Op Start/Pauze drukken om het programma te starten
Opmerking:
1.
Als standaard is geselecteerd, kan stap 2 worden overgeslagen.
2.
De lijngrafiek van de functieknoppen is alleen ter referentie, raadpleeg het
echte product als standaard.
Na het wassen
•
Zoemer.
Voor elke wasbeurt
•
De omgevingstemperatuur van de machine moet tussen 5°C en 40°C zijn. Bij een gebruik
onder 0°C kunnen de inlaatklep en het afvoersysteem beschadigd raken. Als de machine
onder vorstomstandigheden wordt geïnstalleerd, moet deze eerst worden overgebracht
naar een normale omgevingstemperatuur om ervoor te zorgen dat de watertoevoerslang
en afvoerslang voor gebruik kunnen ontdooien.
•
Controleer voor het wassen de waslabels en de gebruiksinstructies van uw wasmiddel.
Gebruik niet- of beperkt schuimend wasmiddel dat geschikt is voor de wasmachine.
69
NL