– XLR / 6,3 mm-combinatiejack INPUT-2 (20)
– Schroefklemaansluitingen INPUT-2 tot
INPUT-4 (34)
– Cinch-jacks AUX INPUTS (19)
Gebruik bij de aansluiting van een stereo-
apparaat op de XLR / 6,3 mm-combinatie-
jack (20) een stereo-monoadapter (bv .
SMC-1 van MONACOR) en een adapter-
kabel (bv . MCA-300 van MONACOR) .
Anders heffen de signalen van het stere-
omidden elkaar op .
2) Druk in de kanalen 2 – 4 bij de aansluiting
van een apparaat met lijnuitgang op de
bijbehorende toets "Mic / Line" (35), zodat
de ingang naar lijnniveau is geschakeld . De
overeenkomstige toets "P .H . +18 V" (36)
mag niet zijn ingedrukt, zodat de fantoom-
voeding is uitgeschakeld .
3) Voor het AUX-kanaal bepaalt u met de
keuzeschakelaar "5 6 7" (3) het apparaat
dat moet worden beluisterd .
5.4 Een equalizer of ander apparaat
tussenschakelen
Voor de externe klankregeling kunt u bv .
een equalizer tussenschakelen via de jacks
INSERTS (18) .
1) Verbind de ingang van het apparaat met
de jack PRE OUT .
2) Verbind de uitgang van het apparaat met
de jack AMP IN .
Opmerking: In de versterker wordt het signaal
onderbroken, wanneer alleen de jack AMP IN is
aangesloten of het tussengeschakelde apparaat
niet is ingeschakeld, defect is of niet correct is
aangesloten . De aangesloten luidsprekers blijven
dan gedempt .
5.5 Bijkomende versterker
Indien er meer luidsprekers nodig zijn dan
toegelaten voor de versterker, is een bijko-
mende versterker noodzakelijk . Verbind de
ingang van de bijkomende versterker met de
jack PRE OUT in het aansluitbereik INSERTS
(18) . Het signaal voor de bijkomende verster-
ker wordt niet door de zoneverzwakker (6)
beïnvloed .
5.6 Schakelaars voor gong en sirene
Verbind voor de afstandsbediende activering
van de gong een drukknop met de contacten
"Remote Chime" (30) . Om de sirene te kun-
nen gebruiken, sluit u een schakelaar aan op
de contacten "Remote Siren" (30) . Om vanaf
meerdere plaatsen een bediening mogelijk te
maken, kunt u ook meerdere drukknoppen
resp . schakelaars parallel schakelen .
5.7 Schakelaar voor afstandsbediend
in- en uitschakelen
Via een afzonderlijke schakelaar kunt u de
versterker afstandsbediend in- en uitschake-
len . Verbind hiervoor een POWER-schakelaar
met de schroefklemaansluiting AC POWER
REMOTE (26) . Voor het afstandsbediend in-
en uitschakelen mag de versterker niet zijn
ingeschakeld met de schakelaar POWER (14) .
22
5.8 De volumedemping, de sirene en
de gong instellen
Automatische volumedemping
De volumedemping (zie hoofdstuk 6 .2) kunt
u met de regelaar "Mute Level" (31) tussen
−25 dB tot −35 dB instellen .
Sirene: Stel het sirenevolume in met de re-
gelaar "Siren Level" (32) .
Gong: Stel het gongvolume in met de rege-
laar "Chime Level" (33) .
Opmerking: Indien de gong niet moet worden
geactiveerd door de PTT-microfoons die op de in-
gangen 2 – 4 (34) zijn aangesloten, verwijdert u
de jumper op de schroefklemmen "INPUTS Chime
On / Off" (30) .
5.8.1 Omschakelen tussen gongsignaal
van twee en vier tonen
Met een stekkerbrug in de versterker kunt
u omschakelen tussen een gongsignaal van
twee en een van vier tonen .
WAAR-
Het omschakelen van het
SCHUWING
gongsignaal mag uitsluitend
gebeuren door deskundig
personeel . De versterker moet
hiervoor worden geopend .
Trek in elk geval eerst de
netstekker uit het stopcontact,
anders loopt u het risico van
een elektrische schok!
1) Als er een noodstroomeenheid is aangeslo-
ten, koppelt u deze van de aansluitingen
DC POWER (28) los, zodat de versterker
zeker buiten bedrijf is .
2) Schroef het deksel van de versterker af .
3) Voer met de stekkerbrug MS 1 op de linker
geleidingsplaat aan de achterzijde van de
versterker volgende instellingen door:
Stand "2T" = gongsignaal van 2 tonen
Stand "4TONE" = gongsignaal van 4 tonen
4) Schroef het deksel weer vast .
5.9 Netvoeding en
noodstroomvoeding
1) Als de versterker bij een eventuele stroom-
uitval verder moet werken, sluit u op de
klemmen DC POWER ⎓ 24 V (28) een
noodvoeding van 24 V aan (bv . PA-24ESP
van MONACOR) . Bij een kabellengte van
maximum 4 m is een dwarsdoorsnede van
5 mm
vereist .
2
Opmerking: Als de aansluitingen DC POWER
⎓ 24 V van de noodstroomeenheid onder de
spanning van 24 V staan, kan de versterker
met de schakelaar POWER (14) niet worden
uitgeschakeld . De versterker schakelt bij een
stroomuitval of in uitgeschakelde toestand au-
tomatisch om naar de noodvoeding .
2) Verbindt u het meegeleverde netsnoer
eerst met de jack (24) en plugt u het in
een stopcontact (230 V / 50 Hz) .
Ook wanneer de versterker is uitgeschakeld,
verbruikt hij een geringe hoeveelheid stroom .
Trek daarom de stekker uit het stopcontact
en koppelt u de noodvoeding eventueel los,
wanneer u de versterker langere tijd niet ge-
bruikt .
5.10 Schakelaar "Ground / Lift"
De vorming van een aardlus bij de installatie
van alle apparaten (bv . van de behuizing van
:
de versterker via een rack naar een andere ap-
paraatbehuizing) veroorzaakt een bromgeluid
(het best hoorbaar bij zachte muziekfragmen-
ten) . U kunt deze aardlus met de schakelaar
"Ground / Lift" (29) op de achterzijde van het
apparaat onderbreken . Plaats hiervoor de
schakelaar in de stand "Lift" . Het brommen
zou nu moeten stoppen .
Anderzijds is de versterker niet beschermd
tegen elektrische storingsvelden, als de behui-
zing niet met de massa is verbonden . Plaats in
dit geval de schakelaar in de stand "Ground" .
In geval van twijfel plaatst u de schakelaar
afwisselend in beide standen om de optimale
instelling te vinden .
6 Bediening
Als de versterker is uitgeschakeld en met de
voedingsspanning is verbonden, licht de LED
"stand by" (11) op .
1) Alvorens het apparaat een eerste keer
in gebruik te nemen, plaatst u de vijf in-
gangsregelaars INPUT-1 tot INPUT-4 en
AUX (8) evenals de regelaars MASTER (9)
in de stand nul .
2) Schakel de versterker in met de schake-
laar POWER (14) of met een schakelaar
die op de schroefklemaansluiting AC
POWER REMOTE (26) is aangesloten .
De LED "stand by" gaat uit en de LED
"power" (12) licht op .
6.1 Het volume instellen
1) Draai eerst de regelaar INPUT (8) van het
signaal dat het sterkst moet worden ge-
hoord, in de stand 7 (bv . INPUT-1 voor
noodaankondigingen op kanaal 1 met de
hoogste prioriteit) .
2) Plaats de zoneverzwakkers ZONE ATTENU-
ATORS (6) van de zone waar het geluid het
sterkst moet zijn, in de stand 5 .
3) Doe een aankondiging via de betreffende
microfoon en stel met de regelaar MAS-
TER (9) het maximaal gewenste volume
in . Daarbij mag de LED "clip" van de
volume- indicator (10) echter niet oplich-
ten . De versterker wordt dan overstuurd
en de signalen vervormd . Draai de regelaar
MASTER overeenkomstig terug .
Indien het gewenste volume niet wordt
bereikt, en de LED "clip" nog niet oplicht,
draai dan de betreffende regelaar INPUT
verder open .
4) Regel daarna met de zoneverzwakkers (6)
tijdens een aankondiging ook het volume
van de overige zones .
5) Stel het volume van andere microfoons en
signaalbronnen in met de bijbehorende
regelaars (8) . Draai de regelaar van de on-
gebruikte kanalen steeds in de stand nul .
6) Om een apparaat te selecteren dat op een
van de jacks AUX INPUTS (19) is aangeslo-
ten, stelt u de keuzeschakelaar "5 6 7" (3)
in . Draai hiervoor de regelaar AUX eerst in