INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
• Lees deze handleiding aandachtig, want zij levert belangrijke
informatie over de veiligheid bij de installatie, het gebruik en
het onderhoud van het apparaat.
• De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalifi ceerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door
de fabrikant, in overeenstemming met de geldende veili-
gheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
• Stel het model van het apparaat vast. Het model wordt aan-
gegeven op de verpakking en op het gegevensplaatje van
het apparaat.
• Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
• Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
• Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
4 TOEPASSELIJKE NORMEN EN WETTEN
Installeer het apparaat overeenkomstig de geldende veili-
gheidsnormen.
Installeer het apparaat overeenkomstig de norm EN1717 en de
nationale geldende reglementen inzake water.
De installatie en de aansluiting van de apparatuur moet worde-
nuitgevoerd overeenkomstig de geldende normen.
5 UITPAKKEN
Controleer de conditie van de verpakking. Als deze zichtbaar
beschadigd is, moet de expediteur worden gevraagd om een
inspectie van de goederen.
• Verwijder de verpakking
• Verwijder de folie die de buitenpanelen beschermt. Verwijder
de eventueel achtergebleven lijm met een geschikt oplosmid-
del.
6 PLAATSING
• De afmetingen van het ruimtebeslag van het apparaat en de
positie van de aansluitingen worden aangegeven in het in-
stallatieschema aan het begin van deze handleiding.
• Het apparaat kan afzonderlijk of in combinatie met andere
apparaten van dezelfde serie worden geïnstalleerd.
• Het apparaat is niet geschikt voor inbouw.
• Plaats het apparaat op minstens 10 cm van de wanden
eromheen. Deze afstand mag kleiner zijn als de wanden
onbrandbaar of thermisch geïsoleerd zijn.
6.1 MONTAGE VAN HET APPARAAT OP EEN BASIS
Volg de instructies die worden gegeven bij het gebruikte type
ondersteuning.
6.2 VERBINDING VAN APPARATEN
• Zet de apparaten tegen elkaar en zet hen waterpas zodat de
werkbladen op elkaar aansluiten.
• Verbind de apparaten met elkaar met behulpvan speciale
verbindingsprofi elen enafdeklijsten (die op aanvraag lever-
baar zijn)
30
7 VERBINDINGEN
De positie en de afmeting van de aansluitingen worden vermeld
in het installatieschema aan het begin van deze handleiding.
7.1 VERBINDING MET HET ELEKTRICITEITSNET
Controleer of het apparaat geschikt is om te werken met de
spanning en de frequentie waarmee het zal worden gevoed.
Controleer dit aan de hand van de gegevens van het type-
plaatje van het apparaat.
• Installeer vóór het apparaat, op een gemakkelijk toegankelij-
ke plaats, een meerpolige schakelaar met een geschikt ver-
mogen, met een opening tussen de contacten van minstens
3 mm en een uiterst gevoelige beveiliging. De maximale
lekstroom van het apparaat bedraagt 1 mA/kW.
• Gebruik een buigzame voedingskabel met rubberen isolatie,
met eigenschappen van minstens het type H05 RN-F.
• Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord, zoals aan-
gegeven in het schakelschema dat bij het apparaat geleverd
is.
• Zet de voedingskabel vast met de kabelklem.
• Bescherm de voedingskabel buiten het apparaat met een
buis van metaal of hard plastic.
7.2 AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke aardingslei-
ding. Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbo-
ol
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat met
een equipotentiaal knooppunt. Sluit de geleider aan op de klem
met het symbool
die op de buitenkant van de bodem zit.
7.3 VERBINDING MET DE WATERLEIDING
Voed het apparaat met drinkwater. De voedingsdruk van het
water moet tussen 150 kPa en 300 kPa liggen. Gebruik een
drukverlager als de voedingsdruk hoger is dan de aangegeven
maximumdruk.
• Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
lijk te bereiken plaats, een mechanisch fi lter en een afslu-
itkraan.
• Tap eventuele ijzerdeeltjes af uit de aansluitleidingen alvo-
rens het fi lter en het apparaat te verbinden.
• Maak de niet verbonden aansluitpunten dicht met een goed
sluitende dop.
• Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
7.4 VERBINDING MET DE WATERAFVOERPUNTEN
De afvoerleidingen moeten worden gerealiseerd met materia-
len die bestand zijn tegen een temperatuur van 100 °C. De
onderkant van het apparaat mag niet worden geraakt door de
damp die veroorzaakt wordt door de afvoer van heet water.
8 INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk "INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD".
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.