4. Transformator (F) op elektronicamodule (A) aansluiten.
5. 230V-aansluitkabel (G) met transformatorkabel (F1)
verbinden, zie afb. [11].
6. Voeding inshakelen.
7. De detectie van de positie wordt gestart:
- Op het display verschijnt afwisselend P en E.
- Het systeem activeert 3 keer een spoeling gedurende
ca. 1 seconde en controleert of er water in het
detectiebereik stroomt.
8. Na de detectie van de positie volgt er een hoofdspoeling.
De instelmodus is actief.
Als de instellingen juist zijn, revisiekap monteren.
Instellingen configureren
Instelmodus
In de instelmodus kunnen het spoelvolume (zie Instelling
spoelvolume) en het detectiebereik (zie Reikwijdte instellen)
worden gecontroleerd en veranderd en de teller worden
teruggezet, zie Teller terugzetten.
Het detecteren van de positie is beperkt
tot 25 spanningsonderbrekingen bij de elektronicamodule.
Vanaf de 26e spanningsonderbreking wordt de positie
niet meer gedetecteerd.
Voor het weer detecteren van de positie moet de teller worden
teruggezet, zie Teller terugzetten
Het spoelvolume kan ook middels de optionele
afstandsbediening worden ingesteld.
De instelmodus wordt als volgt geactiveerd:
1. Revisiekap verwijderen.
2. Onderbreek de voeding op de elektronicamodule (A)
en sluit deze na 10 sec. weer aan, zie afb. [12].
3. De detectie van de positie wordt gestart:
- Op het display verschijnt afwisselend P en E.
- Het systeem activeert 3 keer een spoeling gedurende
ca. 1 sec.
4. Na de detectie van de positie volgt er een hoofdspoeling.
Het controlelampje (A4) in de elektronicamodule (A)
knippert, de instelmodus is geactiveerd, zie afb. [13]. De
instelmodus wordt automatisch na 3 min. beëindigd als er
niets wordt ingesteld.
5. Raak het knipperende controlelampje (A4) in de
elektronicamodule kort aan. Het controlelampje (A1)
op het display (A2) van de elektronicamodule licht op.
6. Raak het knipperende controlelampje (A4) in de
elektronicamodule nogmaals kort aan.
De instelmodus voor het spoelvolume is actief.
Het display (A2) loopt gedurende 5 keer van onderen
naar boven
Gedurende deze periode kan door opnieuw kort aanraken
van het knipperende controlelampje (A4) de instelmodus
van de reikwijdte worden geactiveerd.
In de instelmodus voor de reikwijdte loopt het
display (A2) gedurende 5 keer van rechts naar links.
Ook nu kan de andere modus weer worden geactiveerd.
Na 5 keer zonder het activeren van een andere modus
verschijnt het ingestelde spoelvolume respectievelijk
de ingestelde reikwijdte.
17
Spoelvolume instellen
De fabrieksinstelling van het spoelvolume is ca. 3 l bij 3 bar
stromingsdruk.
Het spoelvolume kan als volgt worden gewijzigd:
1. Instelmodus voor het spoelvolume kiezen.
2. Door kort aanraken van het knipperende
controlelampje (A4) kan het spoelvolume worden verhoogd,
zie afb. [13].
Na spoelvolume 7 l begint het volume weer bij 1 l.
3. Het weergegeven spoelvolume wordt opgeslagen als
er binnen 10 sec. niets wordt gewijzigd.
Er volgt een spoeling met het ingestelde spoelvolume.
Het display dooft en de instelmodus is afgesloten.
Reikwijdte instellen
De reikwijdte kan in verschillende standen worden gezet.
De af fabriek ingestelde reikwijdte is stand 5.
De reikwijdte kan als volgt worden gewijzigd:
1. Instelmodus voor de reikwijdte kiezen.
2. Door kort aanraken van het knipperende
controlelampje (A4) kan de reikwijdte in negen verschillende
standen (1 – 9) worden gezet, zie afb. [13].
Na stand 9 volgt P (voor uitvoeren van Teller terugzetten).
Na P begint de schaal weer bij 1.
3. De weergegeven reikwijdte wordt opgeslagen
als er binnen 10 sec. niets wordt gewijzigd.
Het display dooft en de instelmodus is afgesloten.
Teller terugzetten
1. Instelmodus voor de reikwijdte kiezen.
2. Het knipperende controlelampje (A4) zo vaak kort aanraken
totdat er op het display een P verschijnt, zie afb. [13].
3. De teller wordt op nul gezet als er binnen 10 sec. niets wordt
gewijzigd.
Het display dooft en de instelmodus is afgesloten.
Onderhoud
Controleer alle onderdelen, reinig en vervang deze
indien nodig.
Sluit de watertoevoer af!
Revisiekap verwijderen.
I. Magneetventiel en zeef
1. Koppel de stekkerverbinding tussen het magneetventiel (E)
en de elektronicamodule (A) los.
2. Sluit de voorafsluiter, zie afb. [2].
3. Bouw het magneetventiel (E) met de pakkingen (E1) uit.
4. Verwijder de zeef (E2), zie afb. [14].
5. Vervang eventueel het magneetventiel.
De onderdelen worden in omgekeerde volgorde gemonteerd.
Waarschuwing: Bevestig het magneetventiel in de
doorstroomrichting!
II. Transformator
Schakel de voeding uit.
1. Trek de stekkerverbinding tussen de transformator (F) en de
elektronicamodule (A) los, zie afb. [12].
2. Trek het bovenstuk van de transformator (F) los van het
onderstuk.