Hier vind je enkele tips om de airconditioner optimaal te laten presteren:
Sluit ramen en deuren in de ruimte waar de airconditioning moet
komen.
Bescherm de kamer tegen direct zonlicht met gordijnen, jaloezieën
of rolluiken. Dit bespaart je energie.
Plaats geen voorwerpen op het apparaat en bedek de luchtinlaat en -uitlaat niet. Houd de roosters vrij.
Zorg ervoor dat er geen warmtebronnen in de kamer zijn.
Gebruik het apparaat nooit in zeer vochtige ruimtes (bijv. wasruimtes).
Gebruik het apparaat niet buitenshuis.
Zorg ervoor dat de airconditioner op een vlakke vloer staat.
KOELMODUS
•
Na het inschakelen is de standaardinstelling de koelmodus. Nadat de koelmodus is geselecteerd,
licht de koelindicator op.
•
Druk op de omhoog/omlaag knop om de ingestelde temperatuur aan te passen van 16°C tot
30°C.
•
Druk op de snelheidsknop om te kiezen tussen de snelheidsniveaus Hoog/Middelmatig/Laag.
VENTILATORMODUS
•
Nadat de ventilatorstand is geselecteerd met de afstandsbediening, licht de windindicator op.
•
Druk op de snelheidsknop om te kiezen tussen de snelheidsniveaus Hoog/Middelmatig/Laag.
De temperatuur kan niet worden aangepast.
ONTVOCHTIGINGSMODUS
In de droogstand wordt het indicatorlampje voor droog geactiveerd.
Verwijder de waterplug aan de achterkant van het apparaat zoals
aangegeven in de illustratie. Steek de waterleiding (niet meegeleverd) in
en plaats het andere uiteinde in een waterreservoir of afvoer.
In de droge modus start de compressor wanneer de kamertemperatuur
hoger is dan ≥17℃ (63℉). De compressor volgt de volgende regels:
•
Wanneer de kamertemperatuur ≤15℃ (59℉) is, wordt de compressor uitgeschakeld.
•
Wanneer de kamertemperatuur ≥17℃ (63℉) is, wordt de compressor opnieuw opgestart. (De
herstart vindt na drie minuten plaats vanwege de beschermende functie).
TIPS VOOR CORRECTE TOEPASSING
HANTERINGSINSTRUCTIES
59