WERKING VAN HET FILTER
1. Zorg ervoor dat de pomp is gevuld.
2. Controleer, indien van toepassing, of de kleppen op de zuig- en persleidingen open
staan.
Controleer of de ontluchting op het filterdeksel open is en of het vergrendelingssysteem
van de deksel op zijn plaats zit en goed vastzit.
3. Schakel de pomp met spanning in. Sluit de ontluchting wanneer er water uit ontsnapt.
4. Noteer de weergegeven druk op de manometer als referentiedruk.
5. Wanneer de druk met 0,5 tot 0,7 bar is gestegen ten opzichte van de referentiedruk,
reinigt u de filterpatroon.
INSTALLATIE
24