Nederlands
ONDERHOUD
ONDERHOUD,
VERVANGING
ONDERDELEN EN SYSTEMEN DIE MET DE UITLAAT TE MAKEN
HEBBEN MAG WORDEN UITGEVOERD DOOR DAARTOE
BEVOEGDE BEDRIJVEN OF PERSONEN.
Afstellen van de carburateur (Afb. 28)
WAARSCHUWING
Start de motor in geen geval zonder dat de kap van de koppeling
op zijn plaats zit.
Hierdoor zou de koppeling los kunnen komen, wat kan leiden tot
persoonlijk letsel.
In de carburateur wordt de brandstof gemengd met lucht. De
carburateur wordt bij het testen van de motor in de fabriek
afgesteld. Afhankelijk van het klimaat en de hoogte kunnen er
verdere aanpassingen nodig zijn. De carburateur heeft één
afstelmogelijkheid:
T = stelschroef stationair toerental.
Afstelling stationair toerental (T)
Controleer of het luchtfi lter schoon is. Wanneer het stationaire
toerental correct is afgesteld, zal de zaagketting niet bewegen.
Als de afstelling aangepast moet worden, kunt u de T-schroef
dichtdraaien (met de klok mee) terwijl de motor loopt, totdat de
zaagketting begint te bewegen. Draai de schroef vervolgens open
(tegen de klok in) tot de ketting stopt. U heeft het juiste stationaire
toerental ingesteld wanneer de motor in alle standen soepel blijft
lopen bij een toerental dat ruim onder het toerental ligt waarbij de
zaagketting begint te bewegen.
Als de zaagketting blijft draaien nadat u het stationaire toerental heeft
afgesteld, dient u contact op te nemen met uw HITACHI dealer.
WAARSCHUWING
De ketting mag in geen geval draaien wanneer de motor
stationair draait.
OPMERKING
Sommige modellen die worden verkocht in gebieden met
strenge milieuregelgeving ten aanzien van uitlaatgassen zijn
niet voorzien van carburateurinstellingen voor hoge of lage
snelheden. Dergelijke instellingen kunnen ervoor zorgen dat de
motor de limieten van de lokale regelgeving zou overschrijden.
Bij deze modellen kan alleen het stationaire toerental op de
carburateur worden afgesteld.
Als u niet bekend bent met dit type instelling, vraagt u dan uw
HITACHI dealer om hulp.
Luchtfi lter (Afb. 29)
Het luchtfi lter (37) moet regelmatig vrijgemaakt worden van stof en
vuil om te voorkomen dat:
○ de carburateur storingen gaat vertonen.
○ de motor slecht start.
○ de motor minder vermogen levert.
○ de onderdelen van de motor onnodig slijten.
○ het brandstofverbruik abnormaal hoog wordt.
Maak het luchtfi lter elke dag of nog vaker schoon als u in een stoffi ge
omgeving werkt.
Schoonmaken van het luchtfi lter
Verwijder het deksel van het luchtfi lter (38) en het luchtfi lter zelf (37).
Was alles in warm sop. Controleer of het fi lter goed droog is voor u het
terugzet. Een luchtfi lter dat geruime tijd gebruikt is kan niet meestal
meer helemaal schoongemaakt worden. Het luchtfi lter moet daarom
regelmatig vervangen worden door een nieuw. Een beschadigd of
kapot fi lter moet onmiddellijk vervangen worden.
Bougie (Afb. 30)
De toestand van de bougie ondervindt negatieve invloed van:
○ een verkeerde instelling van de carburateur.
○ een verkeerde mengsmering (teveel olie in de benzine).
○ een vuil luchtfi lter.
○ zware werkomstandigheden (bijv. kou).
54
OF
REPARATIE
VAN
DE
Deze factoren veroorzaken afzettingen op de elektroden van de
bougie, wat kan leiden tot storingen en startproblemen. Als de
motor vermogen tekort komt, moeilijk start of slecht stationair loopt,
controleer dan eerst de bougie. Als de bougie vuil is, maak hem dan
schoon en controleer de afstand tussen de elektroden. Corrigeer
de afstand indien nodig. De juiste afstand is 0,6 mm. De bougie
moet elke 100 bedrijfsuren vervangen worden, of eerder, als de
elektroden weggevreten zijn.
OPMERKING
In sommige gebieden is een bougie met weerstand vereist om de
machine te ontstoren. Als deze machine oorspronkelijk voorzien
was van een bougie met ingebouwde ontstoringsweerstand,
dient u ter vervanging gebruik te maken van hetzelfde type
bougie.
Smeerpunt (Afb. 31)
Maak het smeerpunt voor de kettingsmering (39) zo vaak mogelijk
schoon.
Zwaard (Afb. 32)
Voor u de machine gaat gebruiken, moet u de groef en het smeerpunt
(40) in het zwaard schoonmaken met het speciale, los verkrijgbare,
gereedschap.
Zijkant behuizing (Afb. 33)
Houd de zijkant van de behuizing en de aandrijving vrij van zaagsel
en vuil. Breng regelmatig olie of vet aan om corrosie te voorkomen,
aangezien sommige bomen een relatief hoge zuurgraad hebben.
Brandstoffi lter (Afb. 34)
Verwijder het brandstoffi lter van de brandstoftank en was het
zorgvuldig in een oplosmiddel of schone benzine. Druk het fi lter
daarna weer volledig terug in de tank.
OPMERKING
Vervang het fi lter als het na verloop van tijd hard geworden is
door stof en vuil.
Kettingsmeringfi lter (Afb. 35)
Verwijder het fi lter en was het zorgvuldig in een oplosmiddel of
schone benzine.
SLIJPEN VAN DE ZAAGKETTING
Onderdelen van een zaagschakel (Afb. 36, 37)
WAARSCHUWING
○ Gebruik handschoenen bij het slijpen van de ketting.
○ Rond de voorste rand af om het risico op terugslag of breken van
de kettinggeleiders te verkleinen.
41. Bovenste plaat
42. Werkhoek
43. Zijplaat
44. Geul
45. Hiel
46. Chassis
47. Gat klinknagel
48. Teen
49. Dieptestellernok
50. Correcte hoek op bovenste plaat (hoek afhankelijk van type
ketting)
51. Iets vooruitstekende "haak" of punt (curve bij een non-beitel
ketting)
52. Hoogste punt van dieptestellernok op juiste hoogte onder de
bovenste plaat
53. Voorzijde dieptestellernok afgerond
LAGER STELLEN DIEPTESTELLERNOKKEN MET EEN VIJL
1) Als u een vijlhouder gebruikt om de zaagschakels te vijlen, kunt
u de diepte controleren en verlagen.
2) Controleer de instelling van de dieptestellernokken elke derde
slijpbeurt.
3) Plaats de dieptemal op de zaagschakel. Als de dieptestellernok
uitsteekt, vijl deze dan terug tot hij weer gelijk ligt met de
bovenkant van de mal. Vijl altijd van de binnenzijde van de
ketting naar buiten. (Afb. 38)