5.3 Laden van de LI-accupack (fi g. 4-5)
1. Accupack (d) uit de handgreep trekken, terwi-
jl u de grendelknop (c) naar beneden drukt.
2. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenkomt met de beschikbare
netspanning. Steek de netstekker van de
lader (e) in het stopcontact. De groene LED
begint te knipperen.
3. Schuif de accu op de lader.
Onder punt 10 (indicatie lader) vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie aan
de lader.
Mocht het laden van het accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan:
•
of aan het stopcontact de netspanning aan-
wezig is.
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
van de lader voorhanden is.
Indien het laden van het accupack nog altijd niet
mogelijk is, stuur dan
•
de lader en de laadadapter
•
en de accupack
naar onze klantenservice.
5.4 Accu-capaciteitsindicatie (fi g. 4, pos. f)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
catie (g). De accu-capaciteitsindicatie (2) signa-
leert de laadtoestand van de accu aan de hand
van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu.
Alle LEDs knipperen:
De accu werd diep ontladen en is defect. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt en geladen
worden!
NL
6. Bediening
6.1 Aan-/Uitschakelaar (fi g. 1, pos. 1)
Inschakelen:
Grendelknop (2) en Aan-/Uitschakelaar (1) in-
drukken.
Met de Aan-/Uitschakelaar (1) kunt u het aantal
slagen traploos regelen. Hoe verder u de scha-
kelaar indrukt, des te hoger het aantal slagen.
Uitschakelen:
Grendelknop (2) en Aan-/Uitschakelaar (1) los-
laten.
6.2 Gebruik als decoupeerzaag (fi g. 6)
Zet de universele zaag, zoals in fi g. 6 getoond, op
het te snijden materiaal. Schakel de universele
zaag in en schuif de universele zaag tegen het te
snijden materiaal. De snijsnelheid moet worden
aangepast aan het materiaal.
7. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek altijd de accu eruit, voordat u instellingen aan
het apparaat uitvoert.
7.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt. Door binnendrin-
gen van water in een elektrische apparatuur
verhoogt het risico van een elektrische schok.
7.2 Onderhoud
In het toestel zijn er geen andere te onderhouden
onderdelen.
- 62 -