Bediening
Aansluitingen
1 Sluit een hoofdtelefoon aan op de
[PHONES]-aansluiting.
2 Sluit luidsprekers met eigen voeding, een
eindversterker, componenten, enzovoort aan op de
[MASTER 1]- of [MASTER 2]-aansluiting.
Voor de uitvoer van geluid via de [BOOTH]-aansluitingen sluit u
luidsprekers, enzovoort aan op de [BOOTH]-aansluitingen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor informatie over aansluitin-
gen op ingangs- en uitgangsaansluitingen.
3 Sluit dit toestel aan op uw computer met een
USB-kabel.
USB-kabel
(meegeleverd)
4 Zet de computer aan.
Luidsprekers met eigen
stroomvoorziening enz.
5 Sluit de netstroomadapter aan
Netstroomadapter
(meegeleverd)
Naar stopcontact
6 Druk op de [STANDBY/ON]-schakelaar op het
achterpaneel van dit toestel om het toestel in te
schakelen.
Schakel dit apparaat in.
Voor Windows gebruikers
[Installing device driver software] wordt mogelijk weergege-
ven wanneer het toestel voor het eerst wordt aangesloten op de
computer of wanneer het op een andere USB-poort van de com-
puter wordt aangesloten. Wacht even totdat [Your devices are
ready for use] wordt weergegeven.
7 Zet de apparatuur die is verbonden met de
uitgangsaansluitingen (luidsprekers met eigen
stroomvoorziening, eindversterker, componenten enz.)
aan.
Bij de aansluiting van een microfoon, DJ-speler of ander extern
apparaat op een ingangsaansluiting wordt het aangesloten
apparaat ook ingeschakeld.
9
Nl