Flens
Modellen
DN
EVMS (L)(G)
10
N
40
EVMS (L)(G)
10
F
40
EVMS (L)(G)
10
LF
40
EVMS (L)(G)
15
N
50
EVMS (L)(G)
15
F
50
EVMS (L)(G)
15
LF
50
EVMS (L)(G)
20
N
50
EVMS (L)(G)
20
F
50
EVMS
(L)(G)
20
LF
50
65
(L)
65
EVM
32
F
65
(G)
65
80
(L)
80
EVM
45
F
80
(G)
80
100
(L)
100
EVM
64
F
100
(G)
100
9. ELEKTRISCHE AANSLUITING
− DE ELEKTRISCHE AANSLUITING MOET WORDEN UITGEVOERD DOOR
EEN GEKWALIFICEERDE TECHNICUS.
− HET WORDT AANBEVOLEN, ZOWEL VOOR DE DRIEFASIGE VERSIE
ALS VOOR DE ÉÉNFASIGE VERSIE, EEN HOOGGEVOELIGE AARDLEK-
SCHAKELAAR IN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE TE INSTALLEREN
(0,03 A).
De voeding van de elektrische pomp zonder stekker ge-
LET OP!
beurt door een blijvende aansluiting te maken met het
schakelbord, uitgerust met een schakelaar, zekeringen
en thermische schakelaar geijkt op de stroomsterkte
opgenomen door de elektrische pomp.
Het netwerk moet beschikken over een efficiënte aar-
dingsinstallatie volgens de bestaande elektrische nor-
men in het land: deze verantwoordelijkheid wordt gedra-
gen door de installateur.
In geval van elektrische pompen zonder stroomtoevoer-
kabel, een kabel aanschaffen die voldoet aan de gelden-
de normen in het eigen land en met de juiste doorsnede
op grond van de lengte, het geïnstalleerde vermogen en
de netspanning.
Indien aanwezig, dient de stekker van de éénfasige ver-
sie te worden aangesloten op het elektrische netwerk
in een interne omgeving, ver van besproeiing, water-
stralen of regen, en op zodanige wijze dat de stekker
toegankelijk is.
De driefasige versies zijn niet voorzien van interne mo-
torbescherming, dus de bescherming tegen overbela-
sting dient door de gebruiker te worden uitgevoerd. Van
1,5 kW tot 11 kW, is de motor uitgerust met een PTC
geschikte wijze verbonden met een elektronische kaart.
TIJDENS HET AANSLUITEN ABSOLUUT VERMIJDEN DAT DE AANSLUITKAST
OF DE MOTOR NAT OF VOCHTIG RAKEN.
– Voor de éénfasige versie de aansluiting uitvoeren afhankelijk van het
feit of de thermo-amperometrische beveiliging "P" intern is of extern.
– Voor de driefasige versie, na het aansluiten van de stroomtoevoerkabel
van het ster-type of van het driehoeks-type op de aansluitkast, en de
elektrische pomp bekijkend vanaf de motorkant, controleren of de koel-
ventilator in de richting van de pijlsticker op de ventilatordeksel draait.
In het geval hij verkeerd mocht draaien, twee van de drie draden in het
klemmenbord van de motor omdraaien.
Moment X
Moment Y
Moment Z
[Nm]
[Nm]
[Nm]
310
390
270
310
390
270
310
390
270
340
420
300
340
420
300
340
420
300
340
420
300
340
420
300
340
420
300
1200
1500
1100
1200
1500
1100
600
750
550
600
750
550
1300
1600
1150
1300
1600
1150
650
800
575
650
800
575
1450
1750
1250
1450
1750
1250
725
875
625
725
875
625
[-B-]
ELEKTRISCHE EVM series
Alvorens over te gaan tot het uitvoeren van de aansluiting, controleren of de
spanning en de frequentie van het netwerk overeenkomen met die van de
motor, die kunnen worden afgelezen van het typeplaatje.
Tussen het netwerk en de elektrische pomp moet een bedieningsbord wor-
den aangebracht met de volgende inrichtingen (indien niet anders gespeci-
ficeerd door lokale normen):
-
schakelaar met openingsafstand van de contacten van minstens 3
mm;
-
beveilingsinrichting tegen kortsluiting (zekeringen of thermische scha-
kelaar);
-
hooggevoelige aardlekschakelaar (0,03 A);
-
aanbevolen wordt een beveiligingsinrichting tegen droog functioneren,
aan te sluiten op een drijver, op sondes of op een ander gelijkwaardig
apparaat.
Eerst de beschermende geleider aansluiten op de PE-klem, het verlaten
van het langere snoer, zodat het de laatste is die loslaat in geval accidente-
le breuk.
Als de aansluitkast zich in een onhandige positie bevindt voor de aanslui-
ting van de kabel, is het mogelijk de plaatsing ervan te wijzigen door de
motor 90° of 180° of 270° te draaien. Hiervoor is het nodig de 4 schroe-
ven te verwijderen waarmee de motor aan de rotorster bevestigd is, de
motor net voldoende op te tillen om de rotatie mogelijk te maken, zonder de
koppeling tussen de drijfas en die van de pomp te verwijderen. De 4 schroe-
ven vervolgens weer vastdraaien.
10. HET VULLEN VAN DE POMP
LET OP!
De pomp niet in werking stellen voordat deze is aan-
gesloten en geïnstalleerd in haar definitieve positie
voor gebruik; handeling uit te voeren met volledig ge-
sloten elektrisch klemmenbord van de motor
De pomp en de zuigleiding moeten met water gevuld worden. Zoals reeds
gespecificeerd, veroorzaakt het activeren van de pomp zonder water auto-
matisch ernstige schade aan bepaalde interne onderdelen van de pomp.
Het vullen uitvoeren met gesloten aansluitkast en na het loskoppelen van
de stroomvoorziening.
10.1. HET VULLEN VAN DE POMP WAARBIJ HET VLOEISTOFNIVEAU LA-
GER LIGT DAN DE POMP
a) De zeskantige stop, op de externe mantel ter hoogte van de bovenste
steun, losdraaien (de beschermingen van de koppelingen verwijderen
waar nodig);
b) Met behulp van een trechter de zuigleiding en het pomphuis met water
vullen, totdat deze overlopen;
c) De zeskantige stop opnieuw vastdraaien, totdat deze geblokkeerd
wordt;
d) Eventuele waterlekkages zorgvuldig opdrogen;
e) De beschermingen van de koppeling opnieuw monteren, als deze zijn
gedemonteerd.
10.2 HET VULLEN VAN DE POMP WAARBIJ HET VLOEISTOFNIVEAU HO-
GER LIGT DAN DE POMP
a) De zeskantige stop losdraaien;
b) De afsluitklep van de toevoer openen totdat het water overloopt;
c) De stop opnieuw vastdraaien, totdat deze geblokkeerd wordt; opstar-
ten en werking.
11. GEBRUIK, OPSTARTEN EN BEDRIJF
DE ELEKTRISCHE POMP NOOIT ZONDER WATER LATEN FUNCTIONEREN:
HET GEBREK AAN WATER VEROORZAAKT ERNSTIGE SCHADE AAN DE IN-
TERNE ONDERDELEN.
11.1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
a) Onze elektrische oppervlaktepompen zijn ontworpen voor werking in
plaatsen waar de omgevingstemperatuur niet hoger is dan 40°C en de
hoogte boven zeeniveau 1.000 m niet overschrijdt;
NL
[-C-]
[-C-]
57