OPLOSSING 2.
C
De opening van de uitstroomopening die zich op korte afstand
a
van het Y-element bevindt moet gesmoord worden. Ze mag
echter nooit helemaal afgesloten worden om oververhitting te
voorkomen en om ervoor te zorgen dat de kanaliseringen een
optimaal rendement bereikt.
OPLOSSING 3.
E
Kanalisering via de muur.
Hier worden enkele voorbeelden getoond voor het aansluiten en
plaatsen van een flexibele pijp in de muur en in de vloer.
Voor een doeltreffende verspreiding van de gekanaliseerde warmte is
het verplicht om:
- de pijp met isolatiemateriaal met een dikte van 2 mm te bekleden
(bijv. mineraalvezel, keramiekvezel, rotsvezel) om verspillingen te
beperken en een luchttemperatuur te garanderen die warm genoeg is.
- isolatiemateriaal te gebruiken met een soortelijk gewicht dat gelijk
is aan of meer is dan 50 kg/m³ met een gebruiksgrenstemperatuur
van tenminste 250°C. Warmtegeleidbaarheid λ (100°C) ≤ 0,050 W/
mK. Voor de warmte-isolatie is "AGI Q132" of "DIN 18895" gecodeerd
materiaal toegestaan.
a
Als het isolatiemateriaal niet in de vloer of in de muur
aangebracht is, moet dit op het oppervlak bevestigd worden
met bevestigingspunten om de 30 cm.
Als u de lucht ook naar aanpalende vertrekken wilt afvoeren, kies dan
de kortste afstand. Zo blijft de warmteverspilling beperkt. Daarom is
het raadzaam om de flexibele buis niet te lang te maken en ze zo goed
mogelijk te isoleren.
16
D
C
DT2035023-0
C
E
DT2035024-0
DT2002926_H07033500_02
De isolering, het kanalisatiecircuit en de plaats van de
luchtuitstroomopeningen beïnvloeden de optimale verwarming van de
omgeving. Wij raden u aan zich te wenden tot een gespecialiseerde
verwarmingstechnicus.
Straalgebied van het warme-luchtuitstroomopeningen (1).
Rondom de warme-luchtuitstroomopening (1) moet een vrije ruimte
gelaten worden waarin de aanwezigheid van ontvlambare voorwerpen
(meubels, kleden, gordijnen enz.) of materiaal dat hittegevoelig is (hout,
plastic enz.) verboden is.
De onderste afbeelding bevat de afmetingen van de veiligheidszone.
Deze zone bedraagt 600 mm gerekend vanaf de buitenste rand van de
uitstroomopening.
600
a
In geval van brandbare vloerbedekking moeten de warme
luchtuitstroomopeningen op een afstand van minimaal 200
mm van de vloer geplaatst worden.
1
600
DT2030172-00