Wanneer het toestel definitief uit bedrijf ge-
nomen wordt, bezorg het dan voor verwer-
king aan een plaatselijk recyclagebedrijf.
3 Opgelet bij hoge
geluidsvolumes
Stel het volume nooit te hoog in. Uitzon-
derlijk hoge volumes kunnen het gehoor
beschadigen.
Het gehoor raakt aangepast aan hoge
volumes die na een tijdje niet meer zo hoog
lijken. Draai het volume daarom niet verder
open, zelfs nadat u eraan gewoon bent.
Zorg ervoor dat het geluidsvolume van de
hifi-installatie in de auto niet te hoog staat,
waardoor geluidssignalen, bijvoorbeeld
die van een ambulance, niet meer hoor-
baar zouden zijn.
4 Toepassingen
De eindversterker HPB-550 met vijf kanalen
is speciaal ontworpen voor toepassingen in
auto-installaties. Vier kanalen zijn uitgevo-
erd met tussenschakelbare hoogdoorlaatfil-
ters voor de aansluiting van satelliet- resp.
breedbandluidsprekers, en een afzonderlijk
kanaal is uitgevoerd met een laagdoorlaatfil-
ter voor de aansluiting van een subwoofer.
5 Montage
Hou bij de keuze van de montageplaats in
elk geval rekening met de volgende punten:
De voedingsspanningskabel (12 V) van
de batterij naar de eindversterker van de
auto-installatie moet zo kort mogelijk zijn.
Het is voordeliger om langere luidspreker-
kabels te gebruiken en een kortere voe-
depositarse en una fábrica de reciclaje
adaptada.
3 Atención en caso de
volúmenes elevados
No regular el volumen demasiado fuerte.
Los volúmenes muy elevados pueden
dañar el oído.
El oído humano se habitua a los volúme-
nes muy elevados y, después de cierto
tiempo, no los percibe de la misma
manera. Es por eso que le recomenda-
mos no aumentar el volumen una vez
que se ha habituado.
No regular nunca el volumen del sistema
audio demasiado fuerte: se deben poder
oír siempre los ruidos exteriores, por
ejemplo, una ambulancia.
4 Posibilidades de utilización
El amplificador HPB-550, con 5 canales,
está concebido especialmente para el HiFi
de coche. Está equipado con 4 canales con
filtros pasa-alto conmutables para conectar
los altavoces satélites o larga banda y un
canal separado con un pasa-bajo para
conectar un subwoofer.
5 Montaje
Cuando escoger el lugar de instalación del
aparato, respetar en todo caso los puntos
siguientes:
El cable de alimentación 12 V que
conecta la batería y el amplificador
debería ser lo más corto posible; es pre-
dingsspanningskabel.
Zorg er ook voor dat de massakabel van
de eindversterker naar het koetswerk zo
kort mogelijk is.
Zorg voor voldoende ventilatie om de hitte
die in de eindversterker ontstaat, af te
voeren.
Door de krachten die tijdens het remmen
optreden, moet de eindversterker op een
mechanisch stabiele plaats vastgeschro-
efd worden.
De zekeringen en de regelaar moeten
makkelijk toegankelijk zijn.
Gebruik voor de montage de vier boringen
van de koelplaat. Monteer de eindversterker
van de auto-installatie met vier schroeven
op een geschikte plaats vast.
6 Aansluitingen
De eindversterker mag uitsluitend door
gekwalificeerd personeel op het elektrische
circuit van de auto aangesloten worden.
Om schade door eventuele kortsluiting tij-
dens de installatie te vermijden, koppelt u
het best de negatieve klem los van de
autobatterij, alvorens de aansluiting uit te
voeren.
Breng de nodige kabels zo aan, dat de iso-
latie ervan niet beschadigd kan worden.
De volledige aansluiting vindt u terug in fi-
guur 4 op pagina 3.
6.1 Voedingsspanning
6.1.1 De RMT-aansluiting (17)
De eindversterker van de auto-installatie
wordt in- en uitgeschakeld door een voe-
dingsspanning van +12 V aan de RMT-
ferible utilizar cables de altavoz más lar-
gos y un cable de alimentación más
corto.
El cable de masa que conecta el amplifi-
cador al chasis del vehículo debería ser
lo más corto posible.
Para permitir una evacuación correcta
del calor generado por el amplificador,
vigilar en asegurarse que existe una
buena ventilación.
A causa de las fuerzas durante el frenaje,
puede transformarse en proyectil peli-
groso, vigilar en fijarlo correctamente en
un sitio mecánicamente estable.
Los fusibles y componentes deben tener
fácil acceso.
Para el montaje usar los 4 agujeros al disi-
pador de calor. Montar el amplificador al
sitio apropiado fijando los 4 tornillos entre-
gados.
6 Conexiones
Las conexiones del amplificador al
sistema eléctrico deben efectuarse por
un técnico debidamente especializado.
Para evitar cualquier corto-circuito a la
hora de instalarlo, y así cualquier posible
daño, desatornillar el borne negativo de
la batería del automóvil.
Colocar los cables de tal manera que su
aislamiento no sea dañado.
Encontrará en el esquema 4, página 3, el
conjunto de conexiones.
aansluiting. Verbind de RMT-aansluiting met
de 12 V-uitgang van de autoradio (aansluit-
ing voor een motorantenne, eventueel in
parallelschakeling met de motorantenne).
Indien de autoradio niet over een 12 V-
uitgang beschikt, moet de RMT-aansluiting
via het startcontact of via een afzonderlijke
schakelaar met +12 V gevoed worden.
6.1.2 De +12 V-aansluiting (18)
Verbind de aansluiting +12 V via een kabel
met een doorsnede van minstens 10 mm
(bv. CPC-100/RT van CARPOWER) met de
positieve klem van de autobatterij. Om een
kortsluiting op de nieuwe 12 V-kabel te ver-
mijden, moet u een zekering van 50 A kortbij
de batterij in de kring schakelen (figuur 4).
Voor de stabilisering van de bedrijfsspan-
ning aan de eindversterker en de hiermee
gepaard gaande rendementsverhoging en
klankverbetering wordt een Power-conden-
sator aanbevolen (bv. CPS-500 of CPS-1000
van CARPOWER).
6.1.3 De GND-aansluiting (16)
Verbind de massaklem GND via een kabel
met minimumdoorsnede van 10 mm
CPC-100/SW van CARPOWER) met de
massa van de auto of rechtstreeks met de
negatieve klem van de autobatterij. Om
aardlussen te vermijden, moet de massa
van de autoradio verbonden worden met
hetzelfde punt waarmee de eindversterker
met de massa verbonden is.
6.2 Ingangen
Verbind de vier ingangen van de eindver-
sterker (6 en 12) via cinch-kabels met de
betreffende lijnuitgangen van de autoradio,
6.1 Alimentación
6.1.1 Conexión RMT (17)
El amplificador está conectado/parado por
una tensión de +12 V en el borne RMT.
Conectar el borne RMT a la salida 12 V del
autorradio (conexión para una antena de
motor, conectar en paralelo a la antena de
motor, si necesario).
Si el autorradio no tiene salida 12 V, debe
aplicarse una tensión +12 V al borne RMT a
partir de la llave de contacto o de un inter-
ruptor separado.
6.1.2 Conexión +12 V (18)
La conexión +12 V al borne positivo de la
batería del coche debe efectuarse mediante
un cable de sección 10 mm
(p. ej. CPC-100/RT de CARPOWER); para
proteger el nuevo cable 12 V de cualquier
corto-circuito, debe insertarse imperativa-
mente un fusible suplementario 50 A cerca
de la batería (esquema 4).
Para estabilizar la tensión de funcio-
namiento del amplificador y el aumento de
potencia resultando así como la restitución
mejor de sonido, se recomienda utilizar un
condensador de potencia (p. ej. CPS-1000 o
CPS-500 de CARPOWER).
6.1.3 Conexiones GND (16)
Mediante un cable de sección 10 mm
mínimo (por ejemplo CPC-100/SW de CAR-
POWER), conectar el borne GND a la masa
del vehículo o directamente al borne nega-
tivo de la batería de coche. Para evitar cual-
quier bucle de masa, la masa del autorradio
NL
B
2
2
(bv.
E
2
como mínimo
2
como
13