5. Montage en bediening
5.1 Aanwijzingen voor de installateur
VOORZICHTIG!
Alle installatie-, aansluit- en onderhoudswerkzaamheden moeten worden
uitgevoerd door een gekwalificeerd gasinstallateur, volgens de geldende
internationale, nationale en lokale voorschriften.
Verwijder de uitwendige verpakking (houten bekisting en/of karton) en verwijder deze
overeenkomstig de geldende voorschriften.
1. Het apparaat wordt aangedreven met gas. Gasapparaten moeten worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de volgende voorschriften:
a lokale eisen en internationale normen;
b
lokale aanbevelingen, zoals bouwnormen en aanbevelingen
voor het werken met verbrandingsapparatuur;
c
aanbevelingen en voorschriften van het gas- en elektriciteitsbedrijf;
d
voorschriften veiligheid op het werk.
2. Zorg ervoor dat de gasvoorziening voldoende is voor de aandrijving van het apparaat.
3. Gebruik bij de installatie het juiste gasfilter.
4. Plaats het apparaat voordat u het gaat testen in een goed geventileerde ruimte en
verwijder alle brandbare substanties die zich in de buurt bevinden.
5. Controleer de dichtheid van de installatie met een zeepoplossing voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Breng de zeepoplossing aan op de schroefverbindingen
en de slangaansluitingen. Als de installatie lekt, ontstaan er luchtblaasjes op de
schroefverbindingen en de slangaansluitingen. U kunt ook de gasmeter in de gaten
houden. Als deze niet loopt, betekent dit dat er geen gas uittreedt. Gebruik geen
open vlam om de dichtheid van de gasinstallatie te testen!
6. Onderbreek de gastoevoer op een veilige plaats voordat u begint met reiniging of
onderhoud.
- 154 -