Als er weinig gras is, begint u in het midden
van het perceel te keren of te verspreiden,
terwijl de machine schuin is gesteld om het
gewas samen te voegen (afb. 4).
De neiging van de machine kan worden
veranderd om de tanden aan de grond te
laten komen. De fijnafstelling vindt plaats met
de topstang. Controleer tijdens het werk of de
niet te diep gaan en de zode beschadigen en
het gewas wordt vervuild. De as kan in drie
standen worden afgesteld. In de basispositie
bevindt de bout zich in de middelste stand.
De hoek is 16° (afb. 5A). Deze stand is de
meest voorkomend. Wanneer er veel gewas
is, moet de wielas zodanig worden afgesteld
dat de bout zich in het onderste gat bevindt
(afb. 5B).In dit geval zal de hoek van de
rotoren tot ongeveer 18° worden vergroot. De
tanden die tot aan de grond moeten reiken
zullen in deze stand draaien en intensiever
en makkelijker verspreiden. Daarentegen,
wanneer er weinig gewas is, moet dezelfde
bout in het bovenste gat worden geplaatst
(afb. 5C). In dit geval is de hoek van de
rotoren slechts ongeveer 14°. In deze stand
zullen
de
tanden
hoeveelheden kort gewas opnemen en voor
voldoende verspreiding en keren zorgen.
Als
u
een
cirkelhooier
mogelijkheid biedt om de buitenste rotoren
naar binnen te draaien tijdens het transport,
moet u het volgende doen voor u de motoren
naar binnen draait:
60
Afb. 4 Figura 4
gemakkelijker
kleine
heeft
die
de
En caso de que hubiese poca hierba,
comience a rastrillar en el medio del prado,
en posisión lateral, para juntar el forraje
(figura 4).
La altura del rastrillado puede ser ajustada
para permitir que las púas lleguen al césped.
La regulación exacta se realizará mediante
el tercer punto del tractor. Comprobar que ,
durante el rastrillado, las púas no penetran
profundamente en el césped, ya que puede
dañarse, y el forraje podría ensuciarse con
tierra. El rotor puede ser ajustado en tres
posiciones. La posición básica es con el
tornillo en la posición intermedia. El ángulo
es de 16º (Figura 5 A). Esta posición es la
más habitual. Si hubiese una gran cantidad
de forraje, el eje de la rueda debería ser
ajustado de tal manera que el tornillo se
sitúe en el agujero inferior (Figura 5 B).
En este caso, el ángulo de los rotores se
incrementará hasta aproximadamente 18º.
Las púas, que deben tocar el césped, de
esta
manera,
rastrillan
intensivamente. En cambio, cuando hay
poco forraje, el mismo tornillo debería
situarse en el agujero superior (Figura 5 C).
En este caso, el ángulo del rotor es de solo
14º. En esta posición, las púas rastrillarán
más facilmente pequeñas cantidades de
forraje corto. Si su rastrillo le ofrece la
posibilidad de de girar hacia adentro los
rotores exteriores durante el transporte,
haga lo siguiente antes de girar los rotores:
más
fácil
e