WAARSCHUWING: Zorg er altijd
voor dat de moer (3) die het mes (1)
op zijn plaats houdt goed vast zit.
Een losse moer of een los mes kunnen een
ongeluk veroorzaken.
9. Draai de moer (3), die het mes (1) op zijn
plaats houdt, vast met een moment van
41,5 Nm.
10. Plaats de maaibehuizing terug. Zie "Verwij-
deren van de maaibehuizing".
Instellen van de mesrotatie
WAARSCHUWING: Om ongevallen
te voorkomen moet de mesrotatie-
bediening goed werken.
Bij normaal gebruik hoeft de mesrotatie niet aan-
gepast te worden. Echter, als de maai-prestatie
en kwaliteit achteruit gaan, moet u de volgende
aanpassingen verrichten.
1. Zorg dat tijdens het maaien de gashendel in
de FAST stand staat.
2. (Figuur 8) Zet de mesrotatiebediening in de
DISENGAGE stand (1).
3. Zet de motor af en trek de bougiekabel los.
4. Controleer het (de) mes(sen). Zorg dat de
mesranden geslepen zijn. Een bot mes zal
tot gevolg hebben dat de punten van het
gras bruin worden.
5. (Figuur 9) Maak de mesaandrijfveer (2) los
van de mesbedieningsstang (1). Haak de
mesaandrijfveer (2) in het middelste gat (4).
Hierdoor wordt de spanning op de maaiaan-
drijfveer vergroot.
6. Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de kwaliteit van het gemaaide gras.
Zet de mesaandrijfveer (2) in het onderste
gat (5), indien nodig.
7. Controleer de kwaliteit van het gemaaide gras
opnieuw. Als de kwaliteit nog niet verbeterd is,
moet u de maaiaandrijfriem vervangen. Als dit
ook niet helpt, moet u de maaier naar een er-
kend service center brengen.
8. Zet de mesrotatiebediening in de DISEN-
GAGE stand (1) en zet de motor af.
9. (Figuur 10) Controleer de werking van de
mesrem. Draai de schijven met de hand en
vergewis u ervan dat de remblokken (7) te-
gen de schijven drukken.
WAARSCHUWING: Als de remblok-
ken (7) niet stevig tegen de schijven
drukken, moet u de maaier naar een
erkend service center brengen.
10. (Figuur 8) Zet de mesrotatiebediening in de
ENGAGE stand (2).
11. (Figuur 10) Controleer de remblokken (1)
van de mesrem (7). Vervang de remblokken
als ze sterk versleten of beschadigd zijn. De
juiste onderdelen en assistentie zijn verkrijg-
baar via een erkend service center.
12. Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de werking van de mesrotatie.
13. Als u de mesrotatiebediening in de DISEN-
GAGE stand zet, moet het geheel binnen vijf
seconden tot stilstand komen. Als u een
nieuwe maaiaandrijfriem heeft en deze speling
vertoont of het mes blijft doordraaien, moet u
de mesrotatie vijf keer in- en uit-schakelen om
overmatig rubber van de riem te verwijderen.
Breng de maaier naar een erkend service cen-
ter als u hulp nodig heeft.
7101912
14. (Figuur 9) Als u een nieuwe aandrijfriem
plaatst, moet de mesaandrijfveer (2) in het
bovenste gat (3) gehaakt worden.
Instellen van de versnellingshendel
(Figuur 18)
Als de NEUTRAL stand van de versnellingshen-
del niet overeenkomt met de werkelijke neutrale
(vrij) stand van de tandwielkast, moet u de ver-
snellingshendel als volgt instellen.
1. Stop de motor.
2. Maak de instelmoer (2) los van de schake-
larm (3).
3. Zorg ervoor dat de versnellingshendel in de
NEUTRAL stand staat.
4. Duw de machine naar voren en zorg dat de
tandwielkast vrij (in de neutrale stand) staat.
5. Breng de instelmoer (2) op één lijn met het
gat in de schakelarm (3) door aan de instel-
moer (2) te draaien.
6. Maak de instelmoer (2) weer vast aan de
schakelarm (3).
7. Vergewis u ervan dat de NEUTRAL stand
van de versnellingshendel nu overeenkomt
met de werkelijke neutrale (vrij) stand van de
tandwielkast.
Controleren en instellen van de
koppeling (Figuur 11)
Als de aandrijfriem los zit zal de koppeling slip-
pen als u: een helling op rijdt, een zware last
trekt of de maaier zal in zijn geheel niet rijden.
Stel de koppeling in als volgt.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Controleer dat de hoofdaandrijfriem goed is
geïnstalleerd en aan de binnenkant van de
riemgeleidingen loopt.
2. Verwijder de splitpen (1), ring (2) en rem-
veer (3) van de instelbare moer (4).
3. Haal de instelbare moer (4) van de remarm
(5) en de handremgrendel (6) af.
4. Breng het gat in de remarm (5) op één lijn
met het gat in het frame. Voorkom dat de re-
marm (5) gaat bewegen met een 6 mm bout
of metalen pen (7).
5. Trek de koppelingstaaf naar voren totdat hij
niet verder kan. Draai aan de instelbare
moer (4) totdat deze past in het gat in de re-
marm (5).
6. Doe de handremgrendel (6), remarm (5),
remveer (3) en ring weer op de instelbare
moer (4) en maak het geheel vast met de
splitpen (1).
7. Verwijder de 6 mm bout of metalen pen (7).
8. Als de hoofdaandrijfriem nog steeds slipt na-
dat de koppeling is ingesteld, dan is de riem
versleten of beschadigd en moet hij vervan-
gen worden. Zie "Vervangen van de hoofd-
aandrijfriem".
Controleren en instellen van de voetrem
(Figuur 12)
Duw het koppelings/rempedaal geheel in. Trek
de handrem aan. Zet de versnellingshendel in
de neutrale (N) stand. Duw de maaier naar vo-
ren. Als de achterwielen draaien moeten de
remblokken vervangen worden. Stel de voetrem
(1) in als volgt.
44
1. De rem (1) bevindt zich aan de rechter kant
van de tandwielkast (3).
2. Vergewis u ervan dat de handrem aangetrok-
ken is en de versnellingshendel in de neu-
trale (N) stand staat. Draai de zeskantmoer
(2) met de klok mee totdat de achterwielen
niet meer draaien als u de machine naar vo-
ren duwt.
3. Zet de machine van de handrem af en duw
hem naar voren. Als de wielen niet mee-
draaien, moet u de zeskantmoer (2) tegen
de klok in draaien totdat de wielen gaan
draaien.
4. Trek de handrem aan en duw de machine
weer naar voren. Als de achterwielen niet
draaien is de voetrem (1) goed ingesteld.
Zet de machine van de handrem af.
WAARSCHUWING: Vervang de
remblokken als het niet lukt om de
rem goed in te stellen. De juiste re-
serve onderdelen zijn te verkrijgen via een
erkend service center.
Verwijderen van de accu (Figuur 4)
Om de accu (1) op te laden of te reinigen, moet
u hem als volgt uit de machine halen.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de zwarte
accukabel (8) van de negative (- -)
pool afhalen, voordat u de rode kabel (5)
los maakt.
WAARSCHUWING: De accu bevat
zwavelzuur dat gevaarlijk is voor
huid, ogen en kleding. Als het zuur
op de huid of kleding terecht komt, moet u
het meteen met water spoelen.
1. Verwijder de zwarte accukabel (8) van de
negative (- -) pool.
2. Verwijder de rode accukabel (5) van de po-
sitieve (+) pool (4).
3. Til de accuslede (3) en accu (1) uit de ma-
chine.
Opladen van de accu (Figuur 4)
WAARSCHUWING: Zorg dat er
geen vonken kunnen optreden in
de buurt van een accu die wordt
opgeladen en rook niet. De dampen van het
accuzuur kunnen een explosie veroorza-
ken.
1. Haal de accu (1) uit de machine om hem op
te laden.
2. Gebruik een 12 volt acculader. Laad de accu
(1) op gedurende één uur met 6 Ampère.
3. Plaats de accu (1) terug in de machine.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de rode
kabel (5) vast maken aan de posi-
tieve pool (+), voordat u de zwarte accuka-
bel vast maakt.
4. Maak de rode kabel (5) vast aan de posi-
tieve (+) pool (4) met de bevestigingsmater-
ialen, zoals aangegeven.
5. Maak de zwarte kabel (8) vast aan de nega-
tieve (- -) pool met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
Horizontaal stellen van de
maaibehuizing (Figuur 13 en Figuur 14)
Als de maaibehuizing horizontaal staat, zal het
mes beter snijden en het gazon er beter uitzien.
nl