7.3 REINIGING VAN DE MACHINE
EN VAN DE MOTOR
• Reinig de machine steeds na gebruik
met een schone en met een neutraal
reinigingsmiddel bevochtigd doek.
• Verwijder alle sporen van vochtigheid met
een zachte en droge doek. Vochtigheid
kan leiden tot risico op elektrocutie.
• Gebruik geen agressieve reinigingsmid-
delen of oplosmiddelen om de plastic
delen of de handgrepen te reinigen.
• Houd, om risico voor ontbranding te vermin-
deren, de machine, en in het bijzonder de mo-
tor vrij van resten gras, bladeren of teveel vet.
• Om oververhitting en schade aan de
motor of aan de accu te vermijden,
moet men zich er steeds van verzeke-
ren dat de zuigroosters van de koellucht
(Afb. 20) schoon en vrij van afval zijn.
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de mo-
tor en de elektrische onderdelen nat te maken.
7.4
MOEREN EN SCHROEVEN
VOOR BEVESTIGING
• Houd de schroeven en moeren goed
vastgedraaid, om er zeker van te zijn
dat de machine altijd veilig werkt.
• Controleer regelmatig of de hand-
grepen stevig bevestigd zijn.
8. BUITENGEWOON ONDERHOUD
8.1 ONDERHOUD VAN DE
SNIJ-INRICHTING
Tijdens het werken aan de snij-inrichting, dient
men erop te letten dat de snij-inrichting kan be-
wegen, ook al is de accu uit zijn zitting verwijderd.
Op deze machine is het gebruik voorzien van
snij-inrichtingen met de code die aangege-
ven is in de tabel Technische Gegevens.
Gezien de ontwikkeling van het product, kun-
nen de snij-inrichtingen aangegeven in de
Technische Gegevens in de loop van de tijd
vervangen worden door andere, met soort-
gelijke eigenschappen voor wat betreft ver-
wisselbaarheid en functionele veiligheid.
Raak de snij-inrichting niet aan
totdat de accu verwijderd is en de
snij-inrichting volledig stilstaat.
Let op! Gevaar voor letsel van-
wege bewegende delen!
8.1.1 Bijslijpen/uitbalanceren van het mes
Om veiligheidsredenen, raadt men
aan het slijpen en uitbalanceren door een
gespecialiseerd Centrum te laten uitvoe-
ren, die over de geschikte bevoegdheid en
werktuigen beschikt om deze handeling uit
te voeren, zonder risico het mes te beschadi-
gen en het gebruik ervan onveilig te maken.
De messen kunnen aan weerszijden gebruikt
worden. Wanneer een zijde van de punten
versleten is, kan het mes omgedraaid wor-
den om de andere zijde te gebruiken.
Wanneer beide zijden van de punten versle-
ten zijn, moet men deze laten bijslijpen.
8.1.2 Vervanging van het mes
Het mes dient nooit gerepareerd te
worden, maar moet vervangen worden zo-
dra eerste sporen van breuk vastgesteld
worden of de vijllimiet overschreden is:
Zie hst. 4.3 voor de verrichtingen voor de vervanging
8.1.3 Vervanging van de draad
van de draadhouder
1. Gebruik alleen draad met een doorsnede
van 2 mm en knip de nieuwe draad op
de aangegeven lengte af (Afb. 21.A).
2. Verdraai het knopje voor het opwikkelen
(Afb. 23.A) tot het referentieteken op het
knopje (Afb. 22.B) op één lijn is met het
teken op de draadhouder (Afb. 22.C).
3. Steek een uiteinde van de draad
(Afb. 22.D) in een van de twee uit-
gangsopeningen en laat de draad er
langs de andere kant uitkomen.
4. Lijn de draden de uit de twee
openingen komen gelijkmatig uit.
5. Verdraai het knopje voor het opwikkelen
(Afb. 23.A) in de richting van de pijltjes om de
draad op te wikkelen; laat ongeveer 150 mm
uit beide openingen steken (Afb. 23.B).
Indien er oude draad in de draadhouder ge-
bleven is of indien de draad in de draadhouder
gebroken is, kan men deze als volgt verwijderen:
1. druk op de lipjes aan de zijkanten van de
draadhouder, op het punt aangegeven met
"PUSH" (Afb. 24.A), en haak het onderste
deel van de draadhouder los (Afb. 24.B);
NL - 15