8
Ombouw en reparatie
Als u het spuitbeeld op een andere manier wenst te wijzigen dan met de hier reeds
vermelde mogelijkheden, moet het spuitpistool worden omgebouwd. De bij het spuit-
materiaal passende luchtkop- / materiaalspuitkop- / naaldcombinatie vormt een op
elkaar afgestemde eenheid -het spuitkopinzetstuk. Vervang altijd het volledige spuit-
kopinzetstuk, zodat de gewenste spuitkwaliteit behouden blijft.
Attentie
Waarschuwing Onderbreek iedere keer voordat u ombouwt, de lucht- en materiaal-
toevoer naar het spuitpistool - gevaar voor verwondingen.
Aanwijzing
Instructie Gebruik voor het uitvoeren van de hieronder vermelde arbeidsstappen de
explosietekening aan het begin van deze bedieningshandleiding.
8.1
Vervangen van materiaalspuitkop en luchtkop
1. Schroef de dopmoer (pos. 2) eraf.
2. Demonteer de luchtkop (pos. 3).
3. Schroef de materiaalspuitkop (pos. 4) met sleutel SW 12 uit het pistoollichaam.
De montage van het nieuwe spuitkopinzetstuk en van de overige componenten
gebeurt in omgekeerde volgorde.
8.2
Materiaalnaald vervangen
1. Schroef de veerbus (pos. 14) eraf.
2. Neem de veer (pos. 13) eraf.
3 Trek de materiaalnaald (pos. 10) uit het pistoollichaam.
De montage gebeurt in omgekeerde volgorde. De naaldinstelmaat bedraagt 76,5 mm
vanaf de punt van de naald tot en met de meenemerbus (pos. 11).
8.3
Lekkende naaldpakking vervangen
1. Verwijder de materiaalnaald zoals omschreven in 8.2.
2. Schroef de stopbus (pos. 23) uit het pistoollichaam.
3. Verwijder de naaldpakking (pos. 24).
De montage gebeurt in omgekeerde volgorde.
Aanwijzing
De uit het voorzetstuk van het pistool gehaalde naaldpakking mag nooit meer worden
gebruikt, omdat anders niet gegarandeerd is dat de pakking veilig afdicht.
Aanwijzing
Alle bewegende en glijdende componenten (behalve materiaalnaalden) moeten vóór
de montage in het pistoollichaam worden ingevet met een zuurvrij, niet harsend vet.
9
9
Reiniging
U kunt het spuitpistool reinigen zonder dat u dit hoeft te demonteren. U reinigt het
TEFLON ® -gecoate pistoollichaam met een doek.
1. Vul het gereinigde materiaalreservoir / beker met druppelaar / zuigbeker resp.
het gereinigde materiaaldrukvat met een bij het gespoten materiaal passend
reinigingsmiddel.
2. Stel het spuitpistool in bedrijf.
3. Stel het spuitpistool pas buiten bedrijf als er uitsluitend nog helder reinigings-
middel uitspuit.
De gehele spuitinstallatie moet drukvrij worden gemaakt totdat zij later weer wordt
gebruikt. Gebruik voor de reiniging van het spuitpistool uitsluitend reinigingsmid-
delen die door de fabrikant van het spuitmateriaal worden aangegeven en waar
de volgende bestanddelen niet inzitten:
• Gehalogeneerde koolwaterstoffen (b.v. 1,1,1, trichlorethaan, methyleenchloride
enz.)
• Zuren en zuurhoudende reinigingsmiddelen
• Geregenereerde oplosmiddelen (zgn. reinigingsverdunningen)
• Ontlakkingmiddelen. De bovengenoemde bestanddelen veroorzaken op gegal-
vaniseerde componenten chemische reacties en leiden tot corrosieschade.
Reinig het spuitpistool
• iedere keer vóór een verf- of materiaalvervanging
• minimaal een maal per week
• afhankelijk van het materiaal en de graad van vervuiling verschillende malen per
week
Uitvoerige reiniging
1. Haal het pistool uit elkaar
2. Reinig de luchtkop en de materiaalspuitkop met een kwast en het reinigings-
middel.
3. Reinig alle overige componenten en het pistoollichaam met een doek en het
reinigingsmiddel.
4. Strijk de volgende onderdelen in met een dunne vetfilm:
• Naaldveren
• alle glijdende onderdelen en lagerpunten.
De bewegende binnenonderdelen moeten minimaal een maal per week worden
ingevet. De veren moeten permanent voorzien zijn van een lichte vetlaag.
Gebruik hiervoor een zuurvrij, niet harsend vet en een kwast. Vervolgens wordt
het spuitpistool in de omgekeerde volgorde weer in elkaar gezet.
Attentie
Gebruik voor de reiniging geen harde of spitse voorwerpen. Voor schade die
resulteert uit ondeskundige reiniging verleent WALTHER geen vrijwaring.
10