Parametermenu
Manometerdrempel (LEVEL)
Met deze functie kan het onderhoudsinterval van
het soldeerruimgereedschap vastgelegd worden.
Hierbij wordt de waarde in mbar vastgelegd,
waarbij de elektrische manometer bij een vervuild
zuigsysteem een waarschuwingsmelding activeert
(LED van de vacuümpomp wisselt van groen naar
rood). De ingestelde waarde hangt van de gebru-
ikte zuigmondstukken af.
Instelbaar -400 mbar tot -800 mbar
fabrieksinstelling
-600 mbar
Stationsidentificatie (Remote ID)
WR 3M
Aan elk station kan een stationidentificatie (Remo-
te ID) toegewezen worden om deze eenduidig via
de USB-interface te kunnen identificeren.
Kalibratie (Factory Calibration Check FCC)
Met de FCC-functie kunt u de temperatuurn-
auwkeurigheid van het reparatiestation controleren
en eventuele afwijkingen compenseren. Hiervoor
moet de soldeerpunttemperatuur met een extern
temperatuurmeettoestel en een bij het soldeer-
werktuig behorend temperatuurmeetpunt gemeten
worden. Voor de kalibratie moet het betreffende
kanaal geselecteerd worden.
1. Temperatuursensor (0,5 mm) van het externe
temperatuurmeettoestel in de temperatuurmeet-
punt inbrengen.
2. Menu-item FCC in menu 2 selecteren.
3. a) Op de toets DOWN drukken. -> Kalibratie-
punt 100 °C / 210 °F wordt geselecteerd.
b) Op de UP toets drukken. -> Kalibratiepunt
450 °C / 840 °F wordt geselecteerd.
De soldeerpunt wordt nu verhit. Regelcontrole
knippert zodra de temperatuur constant is.
4. Weergegeven temperaturen van het meettoes-
tel met de indicatie op het display vergelijken.
5. WR 2: Druk op de toets ┌1·2 ┐ (Set), om de
gewijzigde waarde te bevestigen.
WR 3M: Druk op de toets ┌1·2·3 ┐ (Set), om de
gewijzigde waarde te bevestigen.
De temperatuurafwijking is nu op 0 teruggezet.
De kalibratie bij 100 °C / 210 °F / 450 °C / 840
°F is nu afgesloten.
1. Systeem (punten en filters) moet vrij zijn.
2. Menupunt „manometerdrempel" in het menu
selecteren.
3. „Manometerdrempel"-drukwaarde met toets UP
of DOWN instellen. De LED-regelcontrole scha-
kelt van rood naar groen heen en weer. Met
de toets UP de onderdruk met 50 tot 80 mbar
verhogen, de vacuümslang samendrukken en
controleren of het controlelampje van groen
naar rood wisselt.
Optie
Beschrijving
0-999
individueel instelbaar
6. Met de toets UP of DOWN het verschil tussen
de aan het externe meettoestel weergegeven
waarde en de op het station weergegeven
waarde op het reparatiestation instellen.
Maximaal mogelijke temperatuurcompensatie ±
40 °C (± 70 °F).
WR 2: Op toets ┌ 2 ┐ drukken, om de menu-
keuze te verlaten (EXIT).
WR 3M: Op toets ┌ 3 ┐ drukken, om de menu-
keuze te verlaten (EXIT).
7. WR 2: Met toets ┌ 2 ┐ het menu 2 verlaten.
WR 3M: Met toets ┌ 3 ┐ het menu 2 verlaten.
Kalibratie op fabrieksinstellingen resetten
1. Menu-item FCC in menu 2 selecteren.
2. WR 2: Toets ┌ 2 ┐ ingedrukt houden.
WR 3M: Toets ┌ 3 ┐ ingedrukt houden.
3. Aansluitend de toetsen UP en DOWN tegelijker-
tijd ingedrukt houden. Op het display verschijnt
„FSE" (Factory Setting Enabled).
Het reparatiestation is nu opnieuw op de fab-
rieksinstellingen gereset.
Menu-oproep
- 2 -
Menu-oproep
- 2 -
Menu-oproep
- 2 -
101