Omdraaien van de geleiderail
De geleiderail dient om de 8 werkuren te worden
omgedraaid om een gelijkmatige slijtage te ver-
zekeren.
Maak de gleuf van de geleiderail en het olievulgat
altijd schoon m.b.v. het optioneel bijgeleverde rei-
nigingsgereedschap voor railgleuven (fi g. 21A).
Controleer de randen van de railgleuf regelmatig
op slijtage, verwijder baarden en, indien nodig, vijl
de randen van de railgleuf recht m.b.v. een vlakvijl
(fi g. 21B).
Let op! Maak een nieuwe ketting nooit op een
afgesleten geleiderail vast.
Oleidoorlaatopeningen
Oliedoorlaatopeningen op de geleiderail moeten
worden schoongemaakt teneinde het behoorlijk
oliën van de rail en de ketting tijdens het bedrijf te
verzekeren.
Aanwijzing: De toestand van de oliedoorlaato-
peningen kan gemakkelijk worden gecontroleerd.
Als de doorlaatopeningen schoon zijn, gaat er
enkele seconden naar het starten van de zaag
automatisch olie wegspatten van de ketting. De
zaag heeft een automatische smeerinrichting.
Automatische kettingsmering
De kettingzaag is uitgerust met een automatische
smeerinrichting met tandwielaandrijving. Deze
inrichting voorziet de geleiderail en de ketting au-
tomatisch van de juiste hoeveelheid olie. Naarma-
te het motortoerental wordt verhoogd, gaat ook
de olie sneller naar de plaat van de geleiderail
stromen.
De kettingsmering is in de fabriek optimaal afge-
steld. Mochten bijregelingen noodzakelijk zijn,
breng dan de zaag naar de geautoriseerde klan-
tenservice.
Aan de onderkant van de kettingzaag bevindt zich
de afstelschroef voor de kettingsmering (fi g. 26,
pos. A). Door de schroef naar links te draaien ver-
hoogt u de kettingsmering, door ze naar rechts te
draaien vermindert u de kettingsmering.
Om de kettingsmering te controleren houdt u de
kettingzaag met de ketting over een blad papier
en geeft u enkele seconden vol gas. Op het pa-
pier kan dan telkens de afgestelde hoeveelheid
olie worden gecontroleerd.
Anl_GMSE_1535_SPK7_Teil1.indb 85
Anl_GMSE_1535_SPK7_Teil1.indb 85
NL
7.2.7 Onderhoud van de ketting
Scherpen van de ketting
Voor het scherpen van de ketting is speciaal ge-
reedschap vereist waarmee gewaarborgd is dat
de messen met de juiste hoek en de juiste diepte
worden gescherpt. Aan de onervaren gebruiken
van kettingzagen is aan te bevelen de zaagketting
door een deskundige van de lokale dienst na
verkoop te laten scherpen. Als u het scherpen
van uw eigen zaagketting aandurft, koop dan het
speciale gereedschap aan bij de professionele
dienst na verkoop.
Ketting scherpen (fi g. 22)
Scherp de ketting met veiligheidshandschoenen
en een ronde vijl, ø4,8 mm.
Scherp de punten alleen met naar buiten gerichte
bewegingen (fi g. 23) en neem de waarden vol-
gens fi g. 22 in acht.
Na het scherpen moeten alle snijschakels even
breed en lang zijn.
Let op! Een scherpe ketting produceert welge-
vormde spanen. Als de ketting zaagmeel produ-
ceert, is ze aan een scherpbeurt toe.
Nadat de snijvlakken 3 tot 4 keer zijn gescherpt
dient u telkens de hoogte van de dieptebegren-
zers te controleren en die, indien nodig, met een
vlakvijl dieper te leggen en dan de voorste hoek
af te ronden (fi g. 24).
Kettingspanning
Controleer dikwijls de spanning van de ketting
en regel die zo vaak mogelijk bij zodat de ketting
nauw bij de geleiderail aansluit, maar nog los
genoeg is om met de hand te kunnen worden ge-
trokken. (zie hieromtrent ook punt 5.3)
Inlopen van een nieuwe zaagketting
Een nieuwe ketting en geleiderail dienen na min-
der dan 5 sneden te worden bijgeregeld. Dit is
normaal tijdens de inloopperiode en de afstanden
tussen verdere bijregelingen zullen alsmaar gro-
ter worden.
Let op! Verwijder nooit meer dan 3 schakels uit
een kettinglus. Anders zou de vertanding schade
kunnen oplopen.
- 85 -
09.05.14 08:29
09.05.14 08:29