Submenu: parameterselectie
CONFIGUREREN
6
OVERDRACHT
IP-ADRES
MIN TAAK-ID
MAX TAAK-ID
AUTO TAAK
SENSOR NAAM (in dit geval: AN-ISE) Als deze optie wordt geselecteerd, wordt de taak automatisch
PROGNOSYS
Werkvolgorde: fotometer
1. Zodra de taak via LAN of met behulp van een SD-geheugenkaart naar de fotometer is
overgedragen, drukt u op de LINK2SC-knop in de werkbalk.
Een LINK2SC-takenlijst wordt weergegeven.
2. Selecteer de te verwerken taak en gebruik SELECT (selecteren) om deze te openen.
Vervolgens worden de details m.b.t. de taak weergegeven: taak-ID, datum, tijd, parameter,
sensormeetwaarde en geplande test.
3. Gebruik een van de volgende instructies om de parameter te selecteren en de test te
onderzoeken.
a. Om met een aanbevolen barcodetest te onderzoeken, plaatst u de gecodeerde kuvet.
b. Om met een aanbevolen test zonder barcode te onderzoeken, drukt u op MEASURE (meten)
en start u de meting.
c. Om met een niet-aanbevolen test te onderzoeken, selecteert u OPTION>SELECT
PROGRAM (optie>programma selecteren). Selecteer een programma en druk op MEASURE
(meten) om de meting te starten.
4. Selecteer ASSIGN RESULT TO JOB (resultaat toewijzen aan taak), indien van toepassing.
5. Gebruik de opties in JOB DETAILS (taakgegevens) om het meetresultaat te bewerken of
verwijderen of om het resultaat vanuit het gegevenslogboek toe te wijzen.
6. Selecteer SEND (verzenden) om een enkele parameter naar de controller te verzenden.
7. Selecteer JOB LIST (takenlijst) om de lijst weer te geven.
8. Selecteer SEND (verzenden) om een voltooide taak naar de controller te verzenden.
7
a. LAN
: de sensor wordt automatisch gecorrigeerd met de laboratoriummeetgegevens zodra de
taak is teruggestuurd.
Opmerking: Zodra de correctie succesvol is doorgevoerd, wordt er een bevestiging (taak met groen vinkje)
naar de fotometer verstuurd, waarna de taak kan worden gearchiveerd. Als er door een niet-plausibele
meetwaarde geen correctie kan worden doorgevoerd, wordt de taak teruggestuurd met een rood kruisje.
Opmerking: Als de netwerkverbinding wordt onderbroken, verschijnt er een foutmelding. De taak kan ook
op een aangesloten SD-geheugenkaart worden opgeslagen en op die wijze naar de controller worden
overgedragen.
b. SD-geheugenkaart:Als de SD-geheugenkaart wordt gebruikt, moet deze door middel van een
USB-adapter op de fotometer zijn aangesloten. De taak moet dan handmatig op de controller
6
Alleen geldig voor sc1000-controllers.
7
Alleen geldig voor sc1000-controllers.
LINK2SC-configuratie
Selectie van overdrachtstype SD-geheugenkaart of netwerk.
IP-adres of netwerknaam van het instrument waarnaar de taak moet
worden verstuurd.
Minimumgrenswaarde voor taaknummerbereik.
Maximumgrenswaarde voor taaknummerbereik.
Selecteren of een door de fotometer teruggestuurde taak automatisch
moet worden geactiveerd
geactiveerd. Selectie ongedaan maken om te deactiveren.
Zie de gebruikershandleiding van de sc-controller.
Nederlands 53