9. Bij het gebruik van een monstervloeistof dient de pH-waarde met een tweede verificatie-
instrument te worden gemeten. Gebruik de pijltjestoetsen om de meetwaarde in te voeren en
druk op ENTER.
Opmerking: Bij gebruik van een niet in het Cal Options menu genoemde buffer neemt u de buffer in de fles
voor de bepaling van de pH-waarde die overeenkomt met de temperatuur van de buffer.
10. Een 2-punts kalibratie wordt als volgt uitgevoerd:
a. Bij gebruik van een bufferoplossing moet de sensor uit de eerste oplossing worden verwijderd
en met schoon water worden afgespoeld.
b. Plaats de sensor in de volgende bufferoplossing of monstervloeistof en druk opENTER
De gemeten pH en temperatuur worden weergegeven.
c. Wacht totdat de waarde stabiel is. Druk daarna opENTER
d. Als de oplossing een monster is, meet dan de pH-waarde met een tweede verificatie-
instrument. Gebruik de pijltjes-toets voor het invoeren van de gemeten waarde en druk
opENTER.
Opmerking: Bij gebruik van een niet in het Cal Options menu genoemde buffer neemt u de buffer in de fles
voor de bepaling van de pH-waarde die overeenkomt met de temperatuur van de buffer.
11. Beoordeling van kalibratieresultaat:
• OK - de sensor is gekalibreerd en gereed om monsters te meten. De slope- en/of offset-
waarden worden weergegeven.
• Niet OK - de kalibratie-slope of -offset valt buiten de geaccepteerde limieten. Voer de kalibratie
nog een keer uit met een verse buffer- of monster-oplossing. Raadpleeg
op pagina 160 voor meer informatie.
12. Als de kalibratie voltooid is, drukt u op ENTER om verder te gaan.
13. Als de optie voor operator-ID op Yes (Ja) is gezet in het Calibration Options menu, voer dan een
operator-ID in. Raadpleeg
14. Selecteer op het nieuwe sensorscherm of de sensor nieuw is:
Optie Beschrijving
JA
De sensor is niet eerder met dit instrument gekalibreerd geweest. De bedrijfsdagen en eerder
gemaakte kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.
NEE
De sensor is al eerder met dit instrument gekalibreerd geweest.
15. Laat de sensor het proces weer voorzetten en druk op ENTER.
Het uitgangssignaal keert terug naar de actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt
weergegeven op het meetscherm.
Opmerking: Als de uitgangsmodus op hold of verzenden is ingesteld, selecteer dan de vertragingstijd wanneer
de uitgangssignalen weer actief worden.
Kalibratie resetten naar standaardwaarden
Om een slechte kalibratie te verwijderen vervangt u de kalibratie-instellingen van de gebruiker door
de standaard kalibratie-instellingen met behulp van het menu Calibrate. Kalibreer vervolgens de
sensor indien nodig opnieuw
1. Druk op de toets MENU en selecteer Sensor Setup, Calibrate, [Select Sensor], Reset Defaults.
2. Als de registratie van het wachtwoord in het beveiligingsmenu voor de controller mogelijk is, voer
dan het wachtwoord in.
3. Kies Yes en druk op Enter.
158 Nederlands
Wijzig de kalibratie-opties
1
op pagina 159.
Problemen oplossen