twee derde deel van de stam totdat u uitkomt bij de
eerste zaagsnede. (Fig. 65)
•
Als u de stam op een helling zaagt, moet u altijd op
het hogerliggende terrein blijven. Zaag de boomstam
WAARSCHUWING: Lees en begrijp het
hoofdstuk over veiligheid voordat u gaat
reinigen of reparaties of onderhoud gaat
uitvoeren.
Onderhoudsschema
Houd u aan het onderhoudsschema. De intervallen
worden berekend op basis van het dagelijks gebruik van
het product. De intervallen wijken af als u het product
niet dagelijks gebruikt. Voer alleen
onderhoudswerkzaamheden uit die in deze handleiding
worden beschreven. Neem voor overige
onderhoudswerkzaamheden die niet in deze handleiding
worden beschreven contact op met een erkend
servicepunt.
Dagelijks onderhoud
•
Reinig de externe oppervlakken.
•
Controleer of de vergrendeling en gashendel correct
werken.
•
Reinig de kettingrem en controleer de remfunctie.
(Fig. 67)
•
Controleer de kettingvanger op schade. Vervang de
kettingvanger als deze beschadigd is.
(Fig. 68)
•
Draai de geleider dagelijks, zodat gelijkmatige
slijtage ontstaat.
•
Controleer of de smeeropening in de geleider niet is
verstopt.
(Fig. 69)
•
Reinig de groef van de geleider.
(Fig. 70)
•
Controleer of er voldoende olie wordt toegevoerd
naar de geleider en zaagketting.
•
Controleer de zaagketting:
•
op scheuren in klinknagels en schakels.
•
op abnormale slijtage van klinknagels en
schakels.
•
op de juiste spanning.
Vervang zo nodig de zaagketting.
•
Slijp de zaagketting. Zie
pagina 255 .
•
Controleer het kettingwiel op abnormale slijtage,
vervang indien nodig.
(Fig. 71)
•
Reinig de luchtinlaat van de startmotor.
254
Onderhoud
Zaagketting slijpen op
door terwijl u het product volledig onder controle
houdt. Verminder de zaagdruk als u de snede bijna
hebt voltooid en houd de achterste en voorste
handgreep stevig vast. (Fig. 66)
•
Controleer of de moeren en schroeven goed zijn
vastgedraaid.
•
Controleer of de stopschakelaar correct werkt.
•
Controleer de motor, tank en brandstofleidingen op
brandstoflekken.
•
Zorg dat de zaagketting niet draait wanneer de
motor stationair draait.
Wekelijks onderhoud
•
Controleer of het koelsysteem correct werkt.
•
Controleer of de startmotor, het startkoord en de
terugtrekveer correct werken.
•
Controleer of de onderdelen van de trillingsdemper
niet zijn beschadigd.
(Fig. 72)
•
Verwijdeer eventuele bramen op de randen van de
geleider met een vijl.
•
Reinig of vervang het vonkenscherm op de
geluiddemper.
(Fig. 73)
•
Reinig de externe oppervlakken van de carburateur
en de aangrenzende oppervlakken.
•
Reinig het luchtfilter. Breng een nieuw luchtfilter aan
als het beschadigd is of te vuil is om het volledig te
kunnen reinigen. Zie
pagina 255 voor meer informatie.
Maandelijks onderhoud
•
Controleer de remvoering van de kettingrem op
slijtage. Vervang de remvoering als deze op het
meest versleten punt minder dan 0,6 mm (0,024
inch) dik is.
(Fig. 74)
•
Controleer het middenstuk van de koppeling, de
koppelingstrommel en de koppelingsveer op slijtage.
•
Bougie reinigen. Controleer of de afstand tussen de
elektroden juist is.
(Fig. 75)
•
Reinig de externe oppervlakken van de carburateur
en de aangrenzende oppervlakken.
•
Controleer het brandstoffilter en de brandstofslang.
Vervang indien nodig.
•
Leeg de brandstoftank.
•
Leeg de olietank.
•
Controleer alle kabels en aansluitingen.
Jaarlijks onderhoud
•
Controleer de bougie.
Het luchtfilter schoonmaken op
279 - 005 - 27.09.2019