Batterijen
– Gebruik geen beschadigde
batterijen.
– Combineer geen nieuwe met oude
batterijen. Gebruik geen batterijen
van verschillende producenten of
met verschillende typeaanduidingen.
6. Bediening
6.1 Apparaat inschakelen
Druk op de toets "ON/OFF (AAN/UIT)"
6.2 Werken met de ontvanger
Voor diameters tot 400 m kan de ontvanger
PRA 20 worden gebruikt.
De laserstraal wordt zowel akoestisch als
optisch weergegeven.
1. De ontvanger PRA 20 volgens de voor-
schriften aan de telescoop- of meetlat
aanbrengen en met de "Aan/Uit" toets
inschakelen.
2. De gewenste gevoeligheid selecteren
met de toets voor het instellen van het
weergavebereik van het laseroppervlak.
Een van de volgende symbolen wordt in
de indicatie weergegeven. Wanneer het
apparaat wordt ingeschakeld, is de grove
gevoeligheid ingesteld.
3. Optionele instelling:
het gewenste volume kiezen met de
toets voor het instellen van het akoesti-
sche signaal. Wanneer het apparaat
wordt ingeschakeld, is het standaardvo-
lume ingesteld. Het volume van het
akoestische signaal wordt bij elke druk
op deze toets omgeschakeld in de volg-
orde normaal/luid/uit.
28
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5070244 / 000 / 00
6. Bediening/7. Hilti kalibreerservice/8. Verzorging en onderhoud
4. De ontvanger PRA 20 loodrecht ten
opzichte van het rotatievlak in de rote-
rende laserstraal houden. De laserstraal
wordt zowel akoestisch als optisch weer-
gegeven.
7. Hilti kalibreerservice
Wij raden u aan de rotatielaser en de ont-
vangstapparaten regelmatig door de Hilti
kalibreerservice te laten controleren,
zodat de betrouwbaarheid volgens de nor-
men en wettelijke eisen kan worden gega-
randeerd.
8. Verzorging en onderhoud
8.1 Reinigen en drogen
– Reinig het apparaat alleen met een scho-
ne en zachte doek; bevochtig het zonodig
met zuivere alcohol of wat water.
-AANWIJZING-
– Gebruik geen andere vloeistof, omdat de
kunststofonderdelen hierdoor kunnen
worden aangetast.
– Bij de opslag van uw uitrusting dient u
zich te houden aan de temperatuurlimie-
ten. Dit is met name van belang in de
winter/zomer, wanneer u de uitrusting
in een voertuig bewaart. (–30 °C tot
+60 °C/–22 °F tot +140 °F)
8.2 Opslaan
Apparaten die nat zijn geworden, dienen te
worden uitgepakt. Apparaten, transportcon-
tainers en toebehoren moeten worden
gedroogd (bij hoogstens 40 °C/108 °F) en
gereinigd. De uitrusting mag pas weer wor-
den uitgepakt als hij volledig droog is.
Voer wanneer uw uitrusting gedurende lan-
gere tijd is opgeslagen of op transport is
geweest een controlemeting uit.