OBJ_BUCH-323-002.book Page 66 Friday, December 22, 2006 11:28 AM
Freesdiepte fijn instellen (POF 1400 ACE)
Na eenmaal proeffrezen kunt u door aan de draaiknop
18 te draaien de freesdiepte nauwkeurig op de
gewenste maat instellen. Draai tegen de wijzers van
de klok in om de freesdiepte te vergroten. Draai met
de wijzers van de klok mee om de freesdiepte te ver-
kleinen. De schaalverdeling 17 dient daarbij ter oriën-
tatie. Een slag komt overeen met een verstelweg van
2,0 mm. Een maatstreepje op de bovenrand van de
schaalverdeling 17 komt overeen met een verandering
van de verstelweg met 0,1 mm. De maximale verstel-
weg bedraagt ± 8 mm.
Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm
zijn. Het proeffrezen leverde een freesdiepte van
9,6 mm op.
•
Til de bovenfrees op en leg bijvoorbeeld een stuk
resthout onder de glijplaat 7, zodat de frees 21 bij
het omlaag bewegen het werkstuk niet raakt. Duw
de spanhendel voor de freesdieptevergrendeling
16 in draairichting
en breng de bovenfrees lang-
zaam omlaag tot de diepteaanslag 13 de stan-
denaanslag 9 raakt.
•
Draai de schaalverdeling 17 op „0" en draai de
vleugelschroef 11 los.
•
Draai de draaknop 18 0,4 mm/4 maatstreepjes
(verschil tussen gewenste en werkelijke waarde) in
de richting van de wijzers van de klok en draai de
vleugelschroef 11 vast.
•
Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals
proeffrezen.
Verander na het instellen van de freesdiepte de posi-
tie van de schuif 12 op de diepteaanslag 13 niet meer,
zodat u altijd de freesdiepte van het moment op de
schaalverdling 14 kunt aflezen.
Freesdiepte fijn instellen (POF 1200 AE)
Met de standenaanslag 9 kunt u verschillende frees-
diepten vooraf instellen. De instelling vindt plaats vol-
gens de eerder beschreven werkwijze, met het
verschil dat door het verdraaien van de instelschroe-
ven voor de standenaanslag 24 het hoogteverschil
van de aanslagen ten opzichte van elkaar kan worden
veranderd.
Tips voor de werkzaamheden
Bescherm frezen tegen schokken en stoten.
Freesrichting en freesbewerking
(zie afbeelding E)
De freesbewerking moet altijd tegen de
draairichting van het freesgereedschap 21 in
plaatsvinden (tegenlopend). Bij het frezen
met de draairichting mee (gelijklopend fre-
zen) kan het elektrische gereedschap uit uw
hand worden getrokken.
•
Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte
„Freesdiepte instellen".
66 | Nederlands
•
Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd
freesgereedschap op het te bewerken werkstuk
en schakel het elektrische gereedschap in.
•
Duw de spanhendel voor de freesdieptevergren-
deling 16 omlaag en breng de bovenfrees lang-
zaam omlaag tot de ingestelde freesdiepte bereikt
is. Laat de spanhendel voor de freesdieptever-
grendeling 16 weer los om deze invaldiepte vast te
zetten.
Duw indien nodig de spanhendel voor de frees-
dieptevergrendeling 16 omhoog om deze definitief
vast te zetten.
•
Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voor-
waartse beweging uit.
•
Geleid na beëindiging van de freesbewerking de
bovenfrees in de bovenste stand terug.
•
Schakel het elektrische gereedschap uit.
Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding F)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het
frezen van groeven kunt u een plank of een plint als
hulpgeleider op het werkstuk bevestigen en de boven-
frees langs de hulpgeleider bewegen. Geleid de
bovenfrees aan de afgevlakte zijde van de glijplaat
langs de hulpgeleider.
Kanten- en vormfrezen
Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider
moet het freesgereedschap zijn voorzien van een pen
of lager.
•
Geleid het ingeschakelde elektrische gereed-
schap van opzij naar het werkstuk tot de pen of het
lager van het freesgereedschap tegen de te
bewerken rand van het werkstuk ligt.
•
Geleid het elektrische gereedschap met beide
handen langs de rand van het werkstuk. Let er
daarbij op dat het gereedschap onder de juiste
hoek op het werkstuk ligt. Te sterke druk kan de
rand van het werkstuk beschadigen.
Frezen met parallelgeleider
(zie afbeeldingen G–H)
Duw de parallelgeleider 31 met de geleidingsstangen
30 in de voetplaat 6 en draai deze met de vleugel-
schroeven 4 overeenkomstig de vereiste maat vast.
Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap
met gelijkmatige voorwaartse beweging en zijwaartse
druk op de parallelgeleider langs de rand van het
werkstuk.
Cirkelbogen frezen (zie afbeeldingen I–K)
Keer de parallelgeleider 31 zodat de aanslagvlakken
omhoog wijzen.
Duw de parallelgeleider 31 met de geleidingsstangen
30 in de voetplaat 6 en draai deze met de vleugel-
schroeven 4 overeenkomstig de vereiste maat vast.
Bevestig de centreerpen 32 met de vleugelschroef 33
door het boorgat aan de parallelgeleider 31.
1 609 929 K84 • 22.12.06