4. Selecteer FEEDER CONTROL (VOEDINGSREGELING) in het menu
FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van toepassing
zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
PHASE
Geeft de relaisstatus aan als de proceswaarde hoger is
dan de instelwaarde. HIGH (HOOG) (standaard) –
activeert het relais wanneer de proceswaarde hoger is
dan de instelwaarde. LOW (LAAG) – activeert het relais
wanneer de proceswaarde daalt tot onder de
instelwaarde.
SET SETPOINT
Stelt de proceswaarde voor het relais in om te schakelen
tussen de hoge en lage waarde (standaard = 10).
DEADBAND
Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft
wanneer de proceswaarde samenvalt met de
instelwaarde.
OVERFEED
Stelt de maximale tijd in om de instelwaarde van het
TIMER
proces te bereiken. Wanneer de tijd is verstreken en het
relais niet de instelwaarde toont, wordt het relais
gedeactiveerd. Reset de timer handmatig in geval van
een overvoedingsalarm.
OFF DELAY
Stelt een vertragingstijd in voor deactivering van het relais
(standaard = 5 seconden).
ON DELAY
Stelt een vertragingstijd in voor activering van het relais
(standaard = 5 seconden).
5. Selecteer EVENT CONTROL (GEBEURTENISSENREGELING) in
het menu FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
SET SETPOINT Stelt de waarde in voor activering van het relais.
DEADBAND
Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft
wanneer de proceswaarde samenvalt met de instelwaarde.
OnMax TIMER
Stelt de maximale activeringstijd van het relais in
(standaard = 0 min).
Optie
Omschrijving
OffMax TIMER
Stelt de maximale deactiveringstijd van het relais in
(standaard = 0 min).
OnMin TIMER
Stelt de activeringstijd van het relais in, onafhankelijk van
de meetwaarde (standaard = 0 min).
OffMin TIMER
Stelt de deactiveringstijd van het relais in, onafhankelijk
van de meetwaarde (standaard = 0 min).
6. Selecteer ROOSTER in het menu FUNCTION (FUNCTIE) en
selecteer vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu
ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
HOLD OUTPUTS Zet de uitgangen voor de geselecteerde kanalen op Hold
of draagt over.
BEDR.DAGEN
Selecteert het aantal dagen dat het relais geactiveerd
blijft. Opties: Zondag, Maandag, Dinsdag, Woensdag,
Donderdag, Vrijdag, Zaterdag
STARTTIJD
Stelt de starttijd in.
INTERVAL
Stelt de tijd tussen activeringscycli (standaard = 5 min)
in.
DURATION
Stelt de tijdsperiode in dat het relais wordt geactiveerd
(standaard = 30 min).
OFF DELAY
Stelt de extra Hold-/uitvoertijd na deactivering van het
relais in.
7. Selecteer WARNING (WAARSCHUWING) in het menu FUNCTION
(FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van toepassing zijnde opties
in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
WARNING LEVEL Stelt het niveau voor activering van de waarschuwing in
en start van toepassing zijnde afzonderlijke
waarschuwingen.
Nederlands 85